◄ 189:0
Verhandeling 189
189:2 ►

De opstanding

1. De morontia-overgang

189:1.1

Op zondagmorgen, om kwart voor drie, arriveerde de incarnatie-commissie uit het Paradijs ter plaatse. Deze zeven niet-geïdentificeerde Paradijs-persoonlijkheden stelden zich terstond rond het graf op. Om tien minuten voor drie begonnen er intense trillingen van gemengde materiële en morontiale activiteiten uit het nieuwe graf van Jozef te komen, en om twee minuten over drie op deze zondagochtend, 9 april a.d. 30, kwam de herrezen morontia-gestalte en persoonlijkheid van Jezus van Nazaret uit het graf te voorschijn.

189:1.2

Toen de herrezen Jezus uit het graf te voorschijn was gekomen, lag het vleselijke lichaam waarin hij bijna zes en dertig jaar op aarde had geleefd en gewerkt, nog steeds in de nis van het graf, onberoerd en gewikkeld in het linnen laken, nog precies zoals het op vrijdagmiddag ter ruste was gelegd door Jozef en zijn metgezellen. Ook was de steen voor de ingang van het graf op generlei wijze verplaatst; het zegel van Pilatus was nog onverbroken, de soldaten stonden nog steeds op wacht. De tempelwachters hadden onafgebroken dienstgedaan; de Romeinse wacht was te middernacht afgelost. Geen van deze wachters vermoedde dat hij, over wie zij de wacht hielden, was verrezen tot een nieuwe, hogere vorm van bestaan en dat het lichaam dat zij bewaakten nu een afgedankt uiterlijk kleed was, dat geen verband meer hield met de verloste, herrezen morontia-persoonlijkheid van Jezus.

189:1.3

De mens kan maar moeilijk inzien dat, in al wat persoonlijkheid heeft, de materie het geraamte is van morontia, en dat beide de gereflecteerde schaduw zijn van blijvende geest-werkelijkheid. Hoe lang zal het nog duren voordat ge de tijd ziet als het bewegende beeld van de eeuwigheid, en de ruimte als een vlietende schaduw van Paradijs-werkelijkheden?

189:1.4

Voorzover wij het kunnen beoordelen had geen enkel geschapen wezen van dit universum, noch enige persoonlijkheid uit een ander universum, iets met deze morontia-opstanding van Jezus van Nazaret te maken. Op vrijdag legde hij zijn leven neer als een sterveling van dit gebied; op zondagmorgen nam hij het weer op als een morontia-wezen van het stelsel Satania in Norlatiadek. Er is veel wat wij niet begrijpen inzake de verrijzenis van Jezus. Maar wij weten dat deze is gebeurd zoals wij nu weergeven en omstreeks de tijd die wij aangeven. We kunnen ook vermelden dat alle verschijnselen waarvan wij weten dat zij gepaard gingen met deze overgang als sterveling, of morontia-opstanding, daar in het nieuwe graf van Jozef plaatsvonden, daar waar het sterfelijke, materiële overschot van Jezus in het doodskleed gewikkeld lag.

189:1.5

Wij weten dat geen enkel schepsel van het plaatselijk universum aandeel had in dit morontia-ontwaken. Wij zagen de zeven persoonlijkheden uit het Paradijs het graf omringen, maar wij zagen hen niets doen in verband met het ontwaken van de Meester. Zodra Jezus naast Gabriël verscheen, juist boven het graf, gaven de zeven persoonlijkheden uit het Paradijs te kennen dat zij van plan waren onmiddellijk naar Uversa te vertrekken.

189:1.6

Laat ons voor eens en altijd uw voorstelling van de opstanding van Jezus verhelderen door de volgende verklaringen af te leggen:

189:1.7

1. Zijn materiële of fysieke lichaam maakte geen deel uit van de herrezen persoonlijkheid. Toen Jezus uit het graf te voorschijn kwam, bleef zijn vleselijke lichaam onaangeroerd in het graf achter. Hij kwam uit het graf zonder de stenen voor de ingang in beweging te brengen en zonder de zegels van Pilatus te verbreken.

189:1.8

2. Hij verrees niet uit het graf als een geest, noch als Michael van Nebadon; hij verscheen niet in zijn gedaante als Schepper-Soeverein die hij had vóór zijn incarnatie in de gelijkenis van het sterfelijke vlees op Urantia.

189:1.9

3. Hij kwam uit dit graf van Jozef te voorschijn in precies dezelfde gedaante als de morontia-persoonlijkheden van hen die als opgestane morontia-opklimmende wezens verschijnen uit de opstandingshallen op de eerste woningwereld van dit plaatselijke stelsel Satania. En de aanwezigheid van het Michael-gedenkteken midden in de grote hof van de opstandingshallen van woningwereld nummer één geeft ons aanleiding te veronderstellen dat de opstanding van de meester op Urantia op de een of andere wijze werd verzorgd op deze eerste woningwereld van het stelsel.

189:1.10

De eerste daad van Jezus toen hij uit het graf was verrezen, was het begroeten van Gabriël, waarna hij deze opdroeg zijn bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de zaken van het universum onder Immanuel te blijven dragen, en vervolgens droeg hij het hoofd van de Melchizedeks op, zijn broederlijke groeten over te brengen aan Immanuel. Hij vroeg daarna de Meest Verhevene van Edentia om de waarmerking van de Ouden der Dagen inzake zijn overgang als sterveling. Jezus wendde zich nu tot de bijeengekomen morontia-groepen van de zeven woningwerelden, die zich hier verzameld hadden om hun Schepper te begroeten en te verwelkomen als een schepsel van hun orde, en sprak de eerste woorden in zijn loopbaan na de dood. De morontia-Jezus zei: ‘Nu ik mijn leven in het vlees beëindigd heb, wil ik hier een korte tijd vertoeven in overgangsgedaante, zodat ik het leven van mijn opklimmende schepselen vollediger moge leren kennen en de wil van mijn Vader in het Paradijs verder moge openbaren.’

189:1.11

Nadat Jezus gesproken had, gaf hij een teken aan de Gepersonaliseerde Richter, en alle immateriële universum-wezens die op Urantia bijeengekomen waren om getuige te zijn van de opstanding, werden direct teruggezonden naar hun respectieve posten in het universum.

189:1.12

Jezus begon nu de contacten te leggen van het morontia-niveau, waarbij hij als schepsel werd ingeleid in de vereisten van het leven dat hij verkozen had gedurende korte tijd op Urantia te leiden. Deze inwijding in de morontia-wereld nam meer dan een uur aardse tijd in beslag en werd twee maal onderbroken omdat hij zich wilde onderhouden met zijn vroegere medewerkers in het vlees, toen dezen uit Jeruzalem kwamen en met verwondering in het lege graf tuurden om uit te vinden of er iets was dat in hun ogen een bewijs kon zijn van zijn opstanding.

189:1.13

Nu is de overgang van Jezus als sterveling—de morontia-opstanding van de Zoon des Mensen—voltooid. De kortstondige ervaring van de Meester als een persoonlijkheid halverwege tussen het materiële en het geestelijke is begonnen. En hij heeft dit alles gedaan door de kracht die inherent is in hemzelf; geen enkele persoonlijkheid heeft hem enige hulp verleend. Hij leeft nu als Jezus van morontia, en terwijl hij dit morontia-leven aanvangt, ligt het materiële lichaam van zijn vlees daar nog onberoerd in het graf. De soldaten staan nog steeds op wacht en het zegel van de stadhouder op de stenen is nog niet verbroken.


◄ 189:0
 
189:2 ►