◄ 187:3
Verhandeling 187
187:5 ►

De kruisiging

4. De dief aan het kruis

187:4.1

Eén van de struikrovers beschimpte Jezus met de woorden: ‘Indien jij de Zoon van God bent, waarom red je jezelf en ons dan niet?’ Maar toen hij Jezus dit verwijt had gemaakt, zei de andere dief die de Meester vele malen had horen onderrichten: ‘Vrees jij zelfs God niet? Zie je niet in dat wij terecht lijden voor onze daden, maar dat deze man ten onrechte lijdt? Wij doen er beter aan om vergeving voor onze zonden te vragen en redding voor onze ziel.’ Toen Jezus de dief dit hoorde zeggen, keerde hij hem zijn gelaat toe en glimlachte goedkeurend. Toen de boosdoener het gezicht van Jezus naar zich zag toegewend, verzamelde hij zijn moed, wakkerde de flakkerende vlam van zijn geloof aan en zei: ‘Heer, gedenk mijner wanneer ge in uw koninkrijk komt.’ En toen zei Jezus: ‘Voorwaar, voorwaar, heden zeg ik je, eens zul je met mij in het Paradijs zijn.’

187:4.2

Ook nog onder de hevige pijnen van het sterven vond de Meester de tijd om te luisteren naar de belijdenis van deze gelovige struikrover. Toen deze dief naar redding reikte, vond hij verlossing. Vele malen tevoren had hij de drang gevoeld in Jezus te geloven, maar pas in deze laatste uren waarin hij bij bewustzijn was, wendde hij zich met zijn gehele hart tot de leer van de Meester. Toen hij zag op welke wijze Jezus de dood aan het kruis onderging, kon de dief de overtuiging dat deze Zoon des Mensen inderdaad de Zoon van God was, niet langer weerstaan.

187:4.3

Gedurende deze episode van de bekering van de dief en zijn ontvangst in het koninkrijk door Jezus, was de Apostel Johannes afwezig, omdat hij de stad was ingegaan om zijn moeder en haar vrienden naar de plaats van de kruisiging te brengen. Lucas hoorde dit verhaal later van de bekeerde Romeinse kapitein van de wacht.

187:4.4

De Apostel Johannes verhaalde de kruisiging zoals hij zich die gebeurtenis herinnerde, tweederde eeuw nadat deze had plaatsgevonden. De andere verslagen zijn gebaseerd op het relaas van de dienstdoende Romeinse centurion, die vanwege wat hij zag en hoorde, vervolgens in Jezus ging geloven en de volle gemeenschap van het koninkrijk des hemels op aarde binnenging.

187:4.5

Deze jongeman, de berouwvolle struikrover, was tot een leven van geweld en misdadigheid gebracht door degenen die zo’n roversbestaan verheerlijkten als een doelmatig patriottisch protest tegen politieke onderdrukking en sociale onrechtvaardigheid. Dit soort voorlichting, plus de drang naar avontuur, bracht vele jongeren met overigens goede bedoelingen ertoe zich op deze gewaagde rooftochten te begeven. De jongeman had naar Barabbas opgezien als naar een held. Nu zag hij in dat hij zich vergist had. Hier, op het kruis naast zich, zag hij een werkelijk groot man, een ware held. Hier was een held die zijn geestdrift aanwakkerde, zijn hoogste ideeën van moreel zelfrespect inspireerde, en al zijn idealen van moed, mannelijkheid en dapperheid nieuw leven inblies. Bij het aanschouwen van Jezus kwam er in zijn hart een overweldigend gevoelen van liefde, trouw en echte grootheid op.

187:4.6

En indien ook maar iemand anders onder de honende menigte de geboorte van het geloof in zijn ziel zou hebben ondervonden, en een beroep op het mededogen van Jezus zou hebben gedaan, zou hij met dezelfde liefderijke achting zijn aangenomen die de gelovige struikrover werd betoond.

187:4.7

Even nadat de tot berouw gekomen dief de belofte van de Meester dat zij elkaar eens in het Paradijs zouden ontmoeten, had gehoord, keerde Johannes terug uit de stad met zijn moeder en een groep van ongeveer twaalf gelovige vrouwen. Johannes ging naast Maria, de moeder van Jezus, staan en ondersteunde haar. Haar zoon Judas stond aan haar andere zijde. Toen Jezus op dit tafereel neerkeek, was het twaalf uur in de middag, en hij zei tot zijn moeder: ‘Vrouw, zie uw zoon!’ En tot Johannes sprak hij: ‘Mijn zoon, zie je moeder!’ Daarop richtte hij het woord tot beiden en zei: ‘Ik verlang dat ge deze plaats verlaat.’ En dus leidden Johannes en Judas Maria weg van Golgota. Johannes bracht de moeder van Jezus naar de plaats waar hijzelf in Jeruzalem verbleef en ging toen snel terug naar de plaats van de kruisiging. Na het Pascha ging Maria terug naar Betsaïda, waar ze de rest van haar aardse leven bleef wonen, ten huize van Johannes. Na de dood van Jezus leefde Maria nog een klein jaar.

187:4.8

Toen Maria was weggegaan, trokken de andere vrouwen zich iets terug; zij bleven bij Jezus totdat hij aan het kruis was gestorven en stonden er nog toen het lichaam van de Meester van het kruis werd afgenomen om te worden begraven.


◄ 187:3
 
187:5 ►