Wanneer Herodes Antipas tijdelijk in Jeruzalem was, verbleef hij in het oude Makkabeïsche paleis van Herodes de Grote en Jezus werd nu door de tempelwachters naar dit verblijf van de vroegere koning gebracht, waarbij hij door zijn aanklagers en een steeds aangroeiende menigte werd gevolgd. Reeds lange tijd hadden Herodes berichten over Jezus bereikt, en hij was zeer nieuwsgierig hem te zien. Toen de Zoon des Mensen deze vrijdagmorgen voor hem stond, besefte de verdorven Idumeeër geen moment dat dit dezelfde persoon was die vroeger als jongen in Sepforis voor hem was verschenen om een eerlijke beslissing te bepleiten, met betrekking tot het geld dat Herodes nog verschuldigd was aan zijn vader die door een ongeval, tijdens het werk aan een van de openbare gebouwen, de dood had gevonden. Voorzover Herodes wist, had hij Jezus nooit eerder gezien, hoewel hij zich veel zorgen om hem had gemaakt toen Jezus nog voornamelijk in Galilea werkte. Nu Jezus door Pilatus en de Judeeërs in hechtenis was genomen, wenste Herodes hem eens te zien, omdat hij het veilige gevoel had in de toekomst geen last meer van hem te zullen hebben. Herodes had veel gehoord over de wonderen die door Jezus waren verricht en hij hoopte echt hem een wonder te zien doen.
Toen zij Jezus voor Herodes leidden, stond de viervorst versteld van zijn statige verschijning en de kalme bedaardheid van zijn gelaatsuitdrukking. Wel een kwartier lang stelde Herodes Jezus vragen, maar de Meester wilde hem geen antwoord geven. Herodes hoonde hem en daagde hem uit een wonder te doen, maar Jezus wilde niet ingaan op zijn vele onderzoekende vragen en reageerde evenmin op zijn honende opmerkingen.
Daarop wendde Herodes zich tot de overpriesters en de Sadduceeën, en het oor lenend aan hun aanklachten, hoorde hij, meer nog dan Pilatus, alles aan wat zij te zeggen hadden over de beweerde boze daden van de Zoon des Mensen. Ten slotte, toen hij er zeker van was dat Jezus niet zou spreken en evenmin een wonder voor hem zou doen, bespotte Herodes hem een tijdlang, liet hem vervolgens een oude purperen koningsmantel omhangen en zond hem terug naar Pilatus. Herodes wist dat hij in Judea geen jurisdictie had over Jezus. Ofschoon hij blij was te kunnen aannemen dat hij in Galilea eindelijk bevrijd zou zijn van Jezus, was hij dankbaar dat het Pilatus was die de verantwoordelijkheid droeg om hem ter dood te brengen. Herodes had zich nimmer geheel hersteld van de angst die als een vloek op hem rustte, ten gevolge van het doden van Johannes de Doper. Herodes had bij tijd en wijle zelfs gevreesd dat Jezus Johannes was die uit de dood was herrezen. Nu was hij bevrijd van die angst omdat hij zag dat Jezus een heel andere mens was dan de vrijmoedige, vurige profeet die zijn privéleven had durven openleggen en het openlijk had bekritiseerd.