Om half zes kwam de rechtbank opnieuw bijeen en Jezus werd naar het belendende vertrek gebracht, waar Johannes wachtte. Hier werd Jezus door de Romeinse soldaat en de tempelwachters bewaakt, terwijl de rechtbank begon met het formuleren van de aanklachten die aan Pilatus voorgelegd zouden worden. Annas maakte het zijn medeleden duidelijk dat de beschuldiging van godslastering bij Pilatus geen gewicht in de schaal zou leggen. Judas was bij deze tweede zitting aanwezig, maar legde geen getuigenis af.
Deze zitting van het gerecht duurde slechts een half uur, en toen men uiteenging om de zaak voor Pilatus te brengen, was de aanklacht tegen Jezus, als des doods schuldig, opgesteld onder drie hoofdpunten:
1. dat hij de Joodse natie corrumpeerde: hij bedroog de mensen en zette hen aan tot rebellie;
2. dat hij het volk leerde om te weigeren schatting te betalen aan Caesar;
3. dat hij, door er aanspraak op te maken een koning te zijn, en de stichter van een nieuw soort koninkrijk, aanzette tot trouweloosheid jegens de keizer.
Deze hele procedure was onregelmatig en volledig in strijd met de Joodse wet. Geen twee getuigen waren het op enig punt eens geworden, behalve degenen die verklaringen hadden afgelegd over de uitspraak van Jezus over het afbreken van de tempel en het wederopbouwen daarvan in drie dagen. En zelfs aangaande dat punt werden geen getuigen ter verdediging gehoord en evenmin werd Jezus gevraagd uiteen te zetten wat hij ermee had bedoeld.
Het enige punt waarop het hof hem consequent zou hebben kunnen veroordelen, was dat van godslastering, en dit zou geheel op zijn eigen getuigenis berust hebben. Zelfs ten aanzien van de godslastering lieten zij na formeel te stemmen over het doodvonnis.
En nu matigden zij zich aan drie beschuldigingen te formuleren waarmee zij voor Pilatus konden komen, beschuldigingen waaromtrent geen getuigen waren gehoord en waartoe besloten was terwijl de beschuldigde gevangene niet aanwezig was. Toen dit gebeurde, trokken drie Farizeeën zich terug; zij wilden weliswaar dat Jezus ter dood gebracht zou worden, maar zonder getuigen en in zijn afwezigheid wilden zij geen beschuldigingen tegen hem opstellen.
Jezus verscheen niet opnieuw voor het gerecht van leden van het Sanhedrin. Zij wilden zijn gelaat niet nogmaals zien terwijl zij oordeelden over zijn onschuldige leven. Jezus (als mens) kende hun formele beschuldigingen niet, tot hij deze door Pilatus hoorde uitspreken.
Terwijl Jezus in het vertrek met Johannes en de bewakers was, en de rechtbank in tweede zitting bijeenwas, kwamen enkele vrouwen die zich in het paleis van de hogepriester ophielden met hun vriendinnen naar de vreemde gevangene kijken, en een van hen vroeg hem: ‘Zijt ge de Messias, de Zoon van God?’ En Jezus antwoordde: ‘Indien ik het u zeg, zult ge mij niet geloven; en indien ik het u vraag wilt ge geen antwoord geven.’
Om zes uur die morgen werd Jezus uit het huis van Kajafas geleid om voor Pilatus te verschijnen, ter bekrachtiging van het doodvonnis dat deze rechtbank van leden van het Sanhedrin zo onrechtvaardig en op zulk een onregelmatige wijze had gewezen.
Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.