◄ 183:3
Verhandeling 183
183:5 ►

Het verraad en de inhechtenis-neming van Jezus

4. De bespreking bij de olijfpers

183:4.1

Jakobus Zebedeüs merkte dat hij zijn broer Johannes en Simon Petrus kwijtgeraakt was en daarom voegde hij zich nu bij de andere apostelen en hun kampgenoten bij de olijfpers, om te overleggen wat er gedaan moest worden met het oog op de inhechtenisneming van de Meester.

183:4.2

Andreas was ontheven van alle verantwoordelijkheid voor de leiding van de groep van zijn mede-apostelen, en dientengevolge hield hij zich nu in deze grootste crisis in hun leven stil. Na een korte bespreking onder elkaar ging Simon Zelotes op de stenen muur van de olijfpers staan en hield een hartstochtelijk pleidooi voor trouw aan de Meester en de zaak van het koninkrijk, waarbij hij zijn mede-apostelen en de andere discipelen aanspoorde snel de bende achterna te gaan en de bevrijding van Jezus te bewerkstelligen. Het merendeel van de groep zou geneigd geweest zijn om zijn agressieve leiding te volgen, ware het niet dat Natanael, die opstond zodra Simon was uitgesproken, hun anders adviseerde en hun aandacht vestigde op hetgeen Jezus hen zo herhaaldelijk had onderricht ten aanzien van het geen weerstand bieden. Verder herinnerde hij hen eraan dat Jezus hun diezelfde nacht nog had opgedragen hun leven niet in gevaar te brengen, opdat zij te zijner tijd de wereld in zouden kunnen gaan om het goede nieuws van het evangelie van het koninkrijk des hemels te verkondigen. Natanael werd nog aangemoedigd in zijn positie doordat Jakobus Zebedeüs nu vertelde hoe Petrus en de anderen hun zwaarden hadden getrokken om de Meester te verdedigen zodat hij niet zou worden gearresteerd, en dat Jezus Simon Petrus en zijn gewapende medestanders had gelast hun zwaarden weer in de schede te steken. Matteüs en Filippus hielden beiden ook een toespraak, maar er kwam niets bepaalds uit dit overleg voort, totdat Tomas hun aandacht vestigde op het feit dat Jezus aan Lazarus de raad had gegeven zijn leven niet in de waagschaal te stellen; Tomas wees erop dat zij niets konden doen om hun Meester te redden, aangezien deze weigerde zijn vrienden toe te staan hem te verdedigen en omdat hij bleef afzien van het gebruik van zijn goddelijke krachten om de plannen van zijn menselijke vijanden te verijdelen. Tomas overreedde hen zich te verspreiden, ieder voor zich, met dien verstande dat David Zebedeüs in het kamp achter zou blijven om dit als inlichtingencentrum en als hoofdkwartier voor de koeriers van de groep in stand te houden. Tegen half drie die morgen was het kamp verlaten; alleen David was achtergebleven met drie of vier koeriers, want de anderen waren uitgezonden om inlichtingen in te winnen over de plaats waar Jezus was heengebracht en over wat er met hem zou gebeuren.

183:4.3

Vijf van de apostelen, Natanael, Matteüs, Filippus en de tweelingbroers, vonden een schuilplaats in Betfage en Betanië. Tomas, Andreas, Jakobus en Simon Zelotes hielden zich schuil in de stad. Simon Petrus en Johannes Zebedeüs gingen mee naar het huis van Annas.

183:4.4

Kort na het aanbreken van de dag slenterde Simon Petrus terug naar het kamp in Getsemane, een toonbeeld van ontmoediging en diepe wanhoop. David zond hem onder geleide van een koerier naar het huis van Nikodemus in Jeruzalem, om zich daar bij zijn broer Andreas te voegen.

183:4.5

Tot en met het einde van de kruisiging bleef Johannes Zebedeüs steeds dicht in de buurt van Jezus, zoals deze hem had opgedragen, en hij was het die de koeriers van David van uur tot uur inlichtingen gaf, welke dezen aan David in het kamp in de hof brachten, waarna ze de zich schuil houdende apostelen en de familie van Jezus bereikten.

183:4.6

Voorwaar, de herder is geslagen en de schapen zijn verstrooid! Ofschoon zij allen vage- lijk beseffen dat Jezus hen juist voor deze situatie van tevoren heeft gewaarschuwd, zijn zij door de plotselinge verdwijning van de Meester te hevig geschokt om normaal te kunnen denken.

183:4.7

Kort na het aanbreken van de dag en kort nadat Petrus op weg was gestuurd om zich bij zijn broer te voegen, kwam Judas, de broer van Jezus naar het vlees, in het kamp aan. Vrijwel buiten adem was hij de andere familieleden van Jezus vooruitgelopen, maar hij moest vernemen dat de Meester reeds in hechtenis was genomen; haastig ging hij daarop weer op weg naar Jericho om deze inlichtingen aan zijn moeder en zijn broers en zusters over te brengen. David Zebedeüs gaf Judas de boodschap voor de familie van Jezus mee dat zij met elkaar naar het huis van Marta en Maria in Betanië moesten gaan en daar moesten blijven in afwachting van het nieuws dat zijn koeriers hun geregeld zouden komen brengen.

183:4.8

Zo was de toestand tijdens de tweede helft van de nacht van donderdag op vrijdag en in de vroege uren van de vrijdagmorgen, ten aanzien van de apostelen, de belangrijkste discipelen en de aardse familie van Jezus. Al deze groepen en personen stonden met elkaar in verbinding door de koeriersdienst die David Zebedeüs bleef onderhouden vanuit zijn hoofdkwartier in het kamp te Getsemane.


◄ 183:3
 
183:5 ►