◄ 177:0
Verhandeling 177
177:2 ►

Woensdag, de rustdag

1. Een dag alleen met God

177:1.1

Toen Jezus op het punt stond het lunchmandje uit handen van Johannes over te nemen, raapte de jongeman al zijn moed bijeen en zei: ‘Maar Meester, ge zoudt het mandje neer kunnen zetten terwijl ge ergens gaat bidden en het vergeten als ge verdergaat. En bovendien, als ik mee zou gaan om het eten te dragen, zoudt ge u vrijer aan het gebed kunnen wijden, en ik zal beslist stil zijn. Ik zal geen vragen stellen en bij het mandje blijven wanneer u zich afzondert om te bidden.’

177:1.2

Terwijl Johannes deze toespraak hield, waarvan de vrijmoedigheid sommige omstanders verbaasde, had hij zich verstout om het mandje vast te blijven houden. Zo stonden ze daar, Johannes en Jezus, beiden het mandje vasthoudend. Een ogenblik later liet de Meester los en op de jongen neerziend, zei hij: ‘Omdat je er met je hele hart naar hunkert met mij mee te gaan, zal je dit niet geweigerd worden. Wij zullen er samen op uit gaan en een fijne dag hebben. Je mag me iedere vraag stellen die in je hart opkomt, en we zullen elkaar opbeuren en troosten. Jij mag beginnen het mandje te dragen, en wanneer je moe wordt zal ik je helpen. Kom nu maar met me mee.’

177:1.3

Jezus kwam pas ’s avonds na zonsondergang in het kamp terug. De Meester bracht deze laatste dag van ongestoorde rust op aarde pratend door met deze naar waarheid hunkerende jongen en ook sprak hij met zijn Paradijs-Vader. Deze gebeurtenis staat in den hoge bekend als ‘de dag die een jongeman met God in de bergen doorbracht.’ Dit voorval geldt voor eeuwig als een voorbeeld van de bereidheid van de Schepper om de metgezel te zijn van de geschapen mens. Als het verlangen van zijn hart werkelijk allesoverheersend is, kan zelfs een jongen de aandacht trekken van de God van een universum en zich verheugen in diens liefdevolle gezelschap, kan hij daadwerkelijk de onvergetelijke verrukking ervaren alleen met God in de bergen te zijn, een hele dag lang. Dit was de uitzonderlijke belevenis van Johannes Marcus op die woensdag in de bergen van Judea.

177:1.4

Jezus praatte veel met Johannes, en zij spraken vrijelijk over zaken van deze wereld en die van de volgende. Johannes vertelde Jezus hoezeer hij betreurde dat hij niet oud genoeg was geweest om een van de apostelen te kunnen zijn, en uitte zijn grote dankbaarheid voor het feit dat hij, sinds de tijd dat zij waren begonnen te prediken bij de doorwaadbare plaats van de Jordaan bij Jericho, met hen had mogen optrekken, behalve op de tocht naar Fenicië. Jezus waarschuwde de jongen niet de moed te verliezen door de aanstaande gebeurtenissen en verzekerde hem dat hij in zijn latere leven een machtig boodschapper van het koninkrijk zou worden.

177:1.5

Wanneer Johannes Marcus later terugdacht aan deze dag met Jezus in de bergen, werd hij er steeds door ontroerd, maar hij vergat nooit de laatste waarschuwing van de Meester toen ze op het punt stonden naar het kamp van Getsemane terug te keren: ‘Wel Johannes, we hebben een mooie dag gehad samen, een echte rustdag, maar zorg ervoor dat je met niemand spreekt over de dingen die ik je vandaag gezegd heb.’ En Johannes Markus heeft ook inderdaad nooit iets onthuld van hetgeen hem die dag met Jezus in de bergen duidelijk was geworden.

177:1.6

De weinige nog resterende uren van Jezus’ aardse leven hield Johannes Marcus de Meester aldoor zoveel mogelijk in het oog. Steeds hield de jongen zich ergens dichtbij hem in de buurt schuil: hij sliep alleen wanneer Jezus sliep.


◄ 177:0
 
177:2 ►