Die dinsdagavond om acht uur werd de noodlottige vergadering van het Sanhedrin geopend. Reeds vele malen tevoren had dit opperste gerechtshof van de Joodse natie onofficieel de dood van Jezus verordend. Vele malen had dit hoogste bestuurslichaam besloten zijn werk een halt toe te roepen, maar nooit tevoren hadden zij het besluit genomen hem te arresteren en hem tot elke prijs ter dood te brengen. Kort voor middernacht op deze dinsdag, 4 april van het jaar 30, besloot het Sanhedrin, zoals het op dat moment was samengesteld, officieel en eenstemmig zowel Jezus als Lazarus de doodstraf op te leggen. Dit was het antwoord op het laatste beroep op de oversten der Joden dat de Meester slechts enkele uren tevoren in de tempel had gedaan, en dit vormde hun reactie van bittere verontwaardiging over de laatste hevige beschuldigingen die Jezus ten aanzien van deze zelfde overpriesters en onboetvaardige Sadduceeën en Fari- zeeën had geuit. Het uitspreken van het doodvonnis (zelfs nog voor het gerechtelijk onderzoek) over de Zoon van God was het antwoord van het Sanhedrin op het laatste aanbod van hemelse barmhartigheid dat ooit nog aan de Joodse natie als zodanig zal worden gedaan.
Vanaf deze dag werden de Joden aan zichzelf overgelaten om het korte bestaan dat hun als natie nog vergund was, geheel in overeenstemming met hun louter menselijke status onder de volkeren van Urantia ten einde te brengen. Israel had de Zoon van de God verworpen die een verbond had gesloten met Abraham, en hierdoor was het plan om de kinderen Abrahams tot de dragers van het licht der waarheid voor de wereld te maken, mislukt. Het goddelijke verbond was opgeheven en het einde van de Hebreeuwse natie naderde nu snel.
De officieren van het Sanhedrin kregen de volgende morgen vroeg het bevel Jezus te arresteren, evenwel met de opdracht erbij dat hij niet in het openbaar in hechtenis mocht worden genomen. Hun werd gezegd het zo aan te pakken, dat zij hem heimelijk konden grijpen, bij voorkeur plotseling en ’s nachts. Daar zij begrepen hadden dat hij die dag (woensdag) niet terug zou komen om in de tempel te leren, droegen ze deze officieren van het Sanhedrin op ‘hem donderdag voor middernacht voor het hoge Joodse gerechtshof voor te geleiden.’