◄ 163:0
Verhandeling 163
163:2 ►

De bevestiging van de Zeventig in Magadan

1. De bevestiging van de zeventig

163:1.1

De zeventig werden door Jezus op de Sabbatmiddag van 19 november in het Magadankamp bevestigd en Abner werd aangesteld tot hoofd van deze predikers en leraren van het evangelie. Dit korps van zeventig bestond uit Abner en tien van de voormalige apostelen van Johannes, eenenvijftig van de vroegere evangelisten, en acht andere discipelen die zich hadden onderscheiden in de dienst van het koninkrijk.

163:1.2

Omstreeks twee uur in de middag van deze Sabbat, terwijl het zo nu en dan stortregende, kwam aan de oever van het meer van Galilea een gezelschap gelovigen bijeen, dat door de komst van David was uitgebreid met het grootste deel van zijn koerierskorps, nu meer dan vierhonderd personen groot, teneinde de bevestiging van de zeventig bij te wonen.

163:1.3

Vóór Jezus de zeventig de handen oplegde om hen de speciale functie te geven van boodschappers van het evangelie, zei hij in zijn toespraak tot hen: ‘De oogst is wel rijk, maar de arbeiders zijn gering in aantal; daarom spoor ik u allen aan om te bidden dat de Heer van de oogst nog meer arbeiders zal zenden om voor hem te oogsten. Ik sta op het punt u te roepen als boodschappers van het koninkrijk; ik zal u weldra naar Joden en niet-Joden uitzenden als lammeren te midden van wolven. Ik draag u op om, wanneer gij aan uw tochten begint, geen beurs noch extra kleding mee te nemen, want ge gaat op deze eerste zendingstocht maar voor korte tijd op reis. Begroet niemand onderweg, bepaal u slechts tot uw werk. Wanneer ge ergens in een huis wilt logeren, zeg dan eerst: Vrede zij dit huis. Indien zij die daar wonen vredelievend zijn, zult ge daar blijven; indien niet, ga dan heen. En als ge dit huis gekozen hebt, blijf daar dan zolang ge in die stad blijft, en eet en drink wat u wordt voorgezet. En doe dit omdat de arbeider zijn levensonderhoud waard is. Verander niet van huis omdat u misschien een beter onderkomen wordt aangeboden. Bedenk wel dat wanneer ge erop uittrekt om vrede op aarde te verkondigen en goede wil onder de mensen, ge te maken zult krijgen met bittere vijanden die zichzelf hebben misleid; wees daarom zo wijs als slangen, maar ook zo onschuldig als duiven.

163:1.4

‘En predik overal waar ge heen gaat: “Het koninkrijk des hemels is nabij,” en help allen die ziek zijn naar ziel of lichaam. Vrijelijk hebt ge van het goede van het koninkrijk ontvangen, geef ook vrijelijk. Indien de mensen van een stad u ontvangen en geloven, zullen zij rijkelijk ingang vinden in het koninkrijk van de Vader; maar wanneer de mensen van een stad weigeren dit evangelie te aanvaarden, moet ge terwijl ge uit die ongelovige gemeenschap vertrekt, toch uw boodschap verkondigen en tegen hen die uw leer verwerpen zelfs nog bij uw vertrek zeggen: “Niettegenstaande gij de waarheid verwerpt, blijft het feit bestaan dat het koninkrijk Gods u nabij gekomen is.” Hij die u hoort, hoort mij. En hij die mij hoort, hoort Hem die mij gezonden heeft. Hij die uw evangelieboodschap verwerpt, verwerpt mij. En hij die mij verwerpt, verwerpt Hem die mij gezonden heeft.’

163:1.5

Nadat Jezus aldus tot de zeventig gesproken had, begon hij bij Abner, en legde, toen zij in een kring om hem heen waren geknield, zijn handen op het hoofd van een ieder van hen.

163:1.6

De volgende morgen vroeg zond Abner de zeventig boodschappers uit naar alle steden in Galilea, Samaria en Judea. Deze vijfendertig paren trokken ongeveer zes weken lang rond, predikend en lerend, en zij keerden op vrijdag, 30 december, allen terug naar het nieuwe kamp bij Pella, in Perea.


◄ 163:0
 
163:2 ►