◄ 162:2
Verhandeling 162
162:4 ►

Op het Loofhuttenfeest

3. De vrouw die op overspel was betrapt

162:3.1

Tijdens dit bezoek aan Jeruzalem gebeurde het dat Jezus de zaak behandelde van een zekere vrouw van slechte reputatie, die tot hem werd gebracht door haar beschuldigers en zijn vijanden. Het verwrongen verslag dat gij van dit voorval bezit, suggereert dat deze vrouw door de schriftgeleerden en Farizeeën voor Jezus gebracht werd, en dat Jezus dezen zodanig behandelde dat hij daarmee te kennen gaf dat deze godsdienstige leiders van de Joden zelf schuldig geweest konden zijn aan immoreel gedrag. Jezus wist heel goed dat ofschoon deze schriftgeleerden en Farizeeën geestelijk verblind en verstandelijk bevooroordeeld waren door hun loyaliteit aan de traditie, zij tot de door en door morele mannen van die tijd en generatie gerekend moesten worden.

162:3.2

Wat er werkelijk plaatsvond was het volgende. Toen Jezus vroeg in de morgen van de derde feestdag de tempel naderde, kwam hem een groep gehuurde agenten van het Sanhedrin tegemoet, die een vrouw met zich mee sleepten. Toen ze naderbij kwamen, zei hun woordvoerder: ‘Meester, deze vrouw is op overspel betrapt—op heterdaad nog wel. De wet van Mozes beveelt dat wij zo’n vrouw moeten stenigen. En wat zegt gij dat wij met deze vrouw moeten doen?’

162:3.3

Het plan van de vijanden van Jezus was om hem, indien hij zich achter de wet van Mozes stelde, volgens welke de overtreder die bekend had gestenigd moest worden, in moeilijkheden te brengen bij de Romeinese heersers, die de Joden het recht ontzegd hadden de doodstraf te voltrekken zonder de goedkeuring van een Romeinse rechtbank. Indien hij zou verbieden de vrouw te stenigen, zouden ze hem er voor het Sanhedrin van beschuldigen dat hij zichzelf boven Mozes en de Joodse wet plaatste. Indien hij zou zwijgen, zouden ze hem beschuldigen van lafheid. Maar de Meester behandelde het geval op zulk een wijze, dat het gehele complot door zijn eigen onverkwikkelijke gewicht in duigen viel.

162:3.4

Deze eens aantrekkelijke vrouw was de echtgenote van een onontwikkelde inwoner van Nazaret, iemand die Jezus in zijn jonge jaren voortdurend moeilijkheden had bezorgd. Nadat deze man de vrouw getrouwd had, dwong hij haar schaamteloos ertoe de kost voor hen te verdienen door handelswaar te maken van haar lichaam. Hij was naar het feest in Jeruzalem gekomen opdat zijn vrouw haar lichamelijke bekoorlijkheden zou prostitueren voor geldelijk gewin. Hij had een afspraak gemaakt met de huurlingen van de Joodse oversten om op deze manier zijn eigen vrouw te verraden in haar gecommercialiseerde ontucht. En zo kwamen ze nu met de vrouw en haar mede-overtreder aan, om Jezus ertoe te verlokken een uitspraak te doen die tegen hem gebruikt kon worden als hij zou worden gearresteerd.

162:3.5

Jezus keek over de mensen heen en zag haar echtgenoot achter de anderen staan. Hij wist welk soort man hij was en zag dat hij deel uitmaakte van de verachtelijke transactie. Jezus liep eerst om de mensen heen tot waar deze gedegenereerde echtgenoot stond, en schreef in het zand een paar woorden die maakten dat hij zich haastig uit de voeten maakte. Daarna kwam hij bij de vrouw terug en schreef opnieuw iets op de grond dat haar zogenaamde beschuldigers ter harte konden nemen; en nadat dezen zijn woorden gelezen hadden, gingen ze ook één voor één weg. En toen de Meester voor de derde keer in het zand schreef, vertrok de partner van de vrouw in het kwaad, zodat toen de Meester zich weer oprichtte van zijn schrijfwerk, hij alleen de vrouw voor zich zag staan. Jezus zei: ‘Vrouw, waar zijn uw beschuldigers? is er niemand achter gebleven om u te stenigen?’ De vrouw sloeg haar ogen op en antwoordde: ‘Niemand, Heer.’ En toen zei Jezus: ‘Ik weet van u; ik veroordeel u ook niet. Ga heen in vrede.’ En deze vrouw, Hildana, verliet haar verdorven echtgenoot en voegde zich bij de discipelen van het koninkrijk.


◄ 162:2
 
162:4 ►