Petrus en de groep om hem heen kwamen tot de conclusie dat de gelijkenis van de zaaier een allegorie was, dat ieder aspect ervan een verborgen betekenis had, en dus besloten zij naar Jezus toe te gaan en hem om de uitleg te vragen. Dus benaderde Petrus de Meester met de woorden: ‘Wij zijn niet in staat de betekenis van deze gelijkenis te doorgronden en wij zouden graag willen dat gij ons deze uitlegt, want ge zegt dat het ons is gegeven de geheimenissen van het koninkrijk te kennen.’ Toen Jezus dit hoorde, zei hij tegen Petrus: ‘Zoon, ik wil je niets onthouden, maar als je mij nu eerst eens vertelde waar jullie over gesproken hebben, wat is jullie interpretatie van de gelijkenis?’
Na een ogenblik stilte zei Petrus: ‘Meester, wij hebben lang over de gelijkenis gesproken, en dit is de interpretatie waartoe ik gekomen ben: De zaaier is de prediker van het evangelie; het zaad is het woord van God. Het zaad dat langs het pad viel, stelt degenen voor die de leer van het evangelie niet begrijpen. De vogels die het zaad dat op de harde grond viel wegpikten, stellen Satan voor, of de boze, die op slinkse wijze wegneemt wat in de harten van deze onwetenden is gezaaid. Het zaad dat op de steenachtige plaatsen viel, en dat zo plotseling opschoot, stelt de oppervlakkige, onnadenkende mensen voor, die wanneer zij de blijde boodschap horen, deze met vreugde ontvangen; maar omdat de waarheid niet echt wortel heeft geschoten in hun dieper verstaan, is hun toewijding van korte duur wanneer zij voor beproeving en vervolging komen te staan. Wanneer er moeilijkheden komen, struikelen deze gelovigen: zij vallen af wanneer zij in verleiding komen. Het zaad dat onder de doornen viel stelt degenen voor die bereidwillig het woord horen, maar toelaten dat de zorgen van de wereld en de bedrieglijkheid van de rijkdom het woord der waarheid verstikken, zodat het onvruchtbaar wordt. Het zaad echter dat in de goede aarde viel en opgroeide, een deel om dertig-, een deel om zestig-, en een deel om honderdvoudig vrucht te dragen, stelt diegenen voor die, wanneer zij het woord der waarheid hebben gehoord, het in verschillende graden van waardering ontvangen—al naar hun verschillende verstandelijke gaven—en om die reden deze verschillende graden van religieuze ervaring vertonen.’
Toen Jezus Petrus’ interpretatie van de gelijkenis had aangehoord, vroeg hij de andere apostelen of zij ook niet suggesties willen doen. Op deze uitnodiging ging alleen Natanael in. Hij zei: ‘Meester, hoewel ik veel goeds in Simon Petrus’ interpretatie van de gelijkenis erken, ben ik het niet geheel met hem eens. Mijn idee over deze parabel zou zijn: het zaad stelt het evangelie van het koninkrijk voor, terwijl de zaaier staat voor de boodschappers van het koninkrijk. Het zaad dat langs het pad viel op verharde grond, stelt degenen voor die maar weinig van het evangelie hebben gehoord, samen met degenen die onverschillig zijn voor de boodschap en hun hart hebben verhard. De vogels des hemels die het zaad dat lang het pad viel wegpikten staan voor iemands levensgewoonten, de verleiding van het kwaad, en de verlangens van het vlees. Het zaad dat op de steenachtige grond viel stelt de licht geroerde zielen voor die snel nieuwe leringen kunnen aannemen en even snel de waarheid weer loslaten wanneer zij geconfronteerd worden met de moeilijkheden en realiteiten die het lastig maken om hun leven met deze waarheid in overeenstemming te brengen: zij missen geestelijk inzicht. Het zaad dat tussen de doornen viel, stelt degenen voor die wel tot de waarheden van het evangelie worden aangetrokken en van plan zijn de leer van het evangelie te volgen, maar die daarvan worden weerhouden door de trots in hun leven, door jaloezie, afgunst, en de zorgen van het aardse bestaan. Het zaad dat op goede grond viel en ontsproot om deels dertig-, deels zestig-, en soms honderdvoudig vrucht te dragen, vertegenwoordigt de natuurlijke, verschillende graden van bekwaamheid om de waarheid te bevatten en gehoor te geven aan de geestelijke leringen daarvan, van mannen en vrouwen die verschillen in geestelijke verlichting. ’
Toen Natanael was uitgesproken raakten de apostelen en hun metgezellen in een serieuze discussie en ernstig debat, waarbij sommigen het eens waren met de interpretatie van Petrus, terwijl een ongeveer gelijk aantal de uitleg van Natanael van de gelijkenis trachtte te verdedigen. Ondertussen waren Petrus en Natanael naar binnen gegaan, waar zij heftig en vastberaden probeerden elkaar te overtuigen en van mening te doen veranderen.
De Meester liet deze verwarring toe tot zij op haar heftigst was geuit; toen klapte hij in zijn handen en riep hen bij zich. Toen zij allen weer om hem heen zaten, zei hij: ‘Heeft iemand iets te zeggen voordat ik jullie iets over deze gelijkenis vertel?’ Na een ogenblik stilte nam Tomas het woord: ‘Ja Meester, ik wil graag iets zeggen. Ik herinner mij dat u ons eens duidelijk hebt gezegd nu juist hiervoor op onze hoede te zijn. U hebt ons geleerd dat wij, als wij in onze prediking aanschouwelijke voorbeelden geven, ware verhalen moeten gebruiken, geen fabels, en dat wij een verhaal moeten kiezen dat het beste de ene centrale, vitale waarheid kan verhelderen die wij de mensen willen leren, en dat wij als wij het verhaal zo hebben gebruikt, niet moeten proberen een geestelijke toepassing te vinden van alle onbelangrijke details die met het vertellen van het verhaal te maken hebben. Ik vind dat Petrus en Natanael beiden fout zijn in hun pogingen om deze gelijkenis uit te leggen. Ik bewonder hun vermogen om zulke uitleggingen te geven, maar ik ben er even zeker van dat al dergelijke pogingen om uit alle aspecten van zo’n natuurlijke gelijkenis, geestelijke analogieën te halen, alleen verwarring tot gevolg kunnen hebben en een ernstige misvatting van de ware bedoeling van zo’n parabel. Dat ik gelijk heb wordt geheel bewezen door het feit dat wij, terwijl we een uur geleden allemaal hetzelfde dachten, nu verdeeld zijn in twee aparte groepen die verschillende meningen zijn toegedaan over deze gelijkenis, en deze meningen zo ernstig nemen dat zij, naar mijn mening, ons vermogen belemmeren om de grote waarheid, die u in gedachten had toen u deze gelijkenis aan de menigte vertelde en ons vervolgens om commentaar vroeg, geheel te vatten.
De woorden van Tomas hadden een kalmerende uitwerking op hen allen. Door hem herinnerden zij zich wat Jezus hen bij eerdere gelegenheden had onderricht, en voordat Jezus weer het woord nam, stond Andreas en zei: ‘Ik ben ervan overtuigd dat Tomas gelijk heeft, en ik zou graag willen dat hij ons vertelt welke betekenis hij aan de gelijkenis van de zaaier geeft.’ Jezus gebaarde dat Tomas het woord moest nemen, en hij zei: ‘Broeders, ik wil deze discussie niet nog langer maken, doch als jullie dat verlangen wil ik wel zeggen dat ik denk dat deze gelijkenis ons verteld is om ons één grote waarheid te leren. En die waarheid is dat ons onderricht van het evangelie van het koninkrijk, hoe getrouw en efficiënt we onze goddelijke opdracht ook mogen uitvoeren, wisselende graden van succes zal hebben; en dat al deze verschillende resultaten rechtstreeks te maken hebben met de toestanden die inherent zijn aan de omstandigheden waarin wij optreden, toestanden waarover wij weinig of geen controle hebben.’
Toen Tomas had gesproken, waren de meesten van zijn medewerkers het wel ongeveer met hem eens, zelfs Petrus en Natanael kwamen op hem toe om met hem te spreken, maar Jezus stond op en zei: ‘Goed zo, Tomas, jij hebt de ware bedoeling van gelijkenissen ingezien; maar zowel Petrus als Natanael heeft jullie een even grote dienst bewezen doordat zij zo volledig hebben aangetoond hoe gevaarlijk het is om te trachten allegorieën te maken van mijn gelijkenissen. In je eigen hart kun je je vaak met profijt overgeven aan de vlucht van je verbeeldingskracht, maar je maakt een fout als je zulke gevolgtrekkingen aanbiedt als onderdeel van je openbare onderricht.’
Nu de spanning was geweken, feliciteerden Petrus en Natanael elkaar met hun interpretaties, en voordat de apostelen zich terugtrokken voor de nacht, probeerde elk van hen, met uitzondering van de tweeling Alfeüs, een interpretatie te geven van de gelijkenis van de zaaier. Zelfs Judas Iskariot kwam met een zeer aannemelijke interpretatie. De twaalf probeerden daarna nog dikwijls onder elkaar de gelijkenissen van de Meester te ontcijferen alsof het allegorieën waren, maar zij namen deze bespiegelingen nooit meer zo serieus. Dit was een zeer nuttige sessie voor de apostelen en hun medewerkers, vooral omdat vanaf dit moment Jezus steeds meer parabels ging gebruiken in verband met zijn openbare onderricht.