Op aanwijzing van Jezus had Andreas de Sabbatvieringen van de groep apostelen in handen gelegd van de vrouwen. Dit betekende natuurlijk dat deze diensten niet in de nieuwe synagoge gehouden konden worden. De vrouwen kozen Johanna om bij deze gelegenheid de leiding op zich te nemen, en de bijeenkomst werd gehouden in de eetzaal van het nieuwe paleis van Herodes, want Herodes was afwezig omdat hij resideerde in Julias in Perea. Johanna las uit de Schrift over het werk van de vrouwen in het godsdienstige leven van Israel, en zij noemde daarbij Mirjam, Debora, Ester, en anderen.
Later in de avond hield Jezus voor de gezamenlijke groep een gedenkwaardige toespraak over ‘Magie en bijgeloof’. In die dagen werd de verschijning van een heldere en vermeend nieuwe ster als een teken beschouwd dat er een groot man op aarde was geboren. Kortgeleden was een dergelijke ster waargenomen, en dus vroeg Andreas aan Jezus of er een goede grondslag was voor dergelijke overtuigingen. In zijn uitvoerige antwoord op de vraag van Andreas gaf Jezus een diepgaande beschouwing over het gehele onderwerp van het menselijke bijgeloof. De uitspraken die Jezus op dit moment deed, kunnen in moderne bewoordingen als volgt worden samengevat:
1. De loop van de sterren aan de hemel heeft in het geheel niets te maken met de gebeurtenissen in het leven der mensen op aarde. De astronomie is een passend object van onderzoek voor de wetenschap, maar astrologie is een hoop bijgelovige dwaling, die niet in het evangelie van het koninkrijk thuishoort.
2. Het onderzoek van de inwendige organen van een pas gedood dier kan niets openbaren omtrent het weer, toekomstige gebeurtenissen, of de afloop van zaken van mensen.
3. De geesten der doden komen niet terug om zich in verbinding te stellen met hun familie of hun vroegere vrienden onder de levenden.
4. Tovermiddelen en relikwieën hebben geen kracht om ziekte te genezen, rampen af te weren of boze geesten te beïnvloeden; het geloof in al zulke materiële middelen om de geestelijke wereld te beïnvloeden is niets dan grof bijgeloof.
5. Hoewel het loten een gemakkelijke manier kan zijn om vele kleine moeilijkheden op te lossen, is het niet een methode die bedoeld is om de goddelijke wil te openbaren. De uitkomsten ervan zijn zuiver en alleen een zaak van materieel toeval. De enige manier om in verbinding te treden met de geestelijke wereld ligt besloten in de geestelijke gave aan de mensen, de inwonende geest van de Vader, samen met de uitgestorte geest van de Zoon en de alomtegenwoordige invloed van de Oneindige Geest.
6. Waarzeggerij, tovenarij en hekserij zijn bijgeloof van onwetenden, zoals ook de waanvoorstellingen van de magie. Het geloof in magische getallen, in voortekenen van de goede fortuin en in voorboden van ongeluk, is niets anders dan ongegrond bijgeloof.
7. De verklaring van dromen is grotendeels een bijgelovig en ongegrond systeem van onkundige en fantastische bespiegelingen. Het evangelie van het koninkrijk dient niets gemeen te hebben met de waarzeggende priesters van primitieve godsdiensten.
8. De geesten van het goede of het kwade kunnen niet in materiële symbolen van klei, hout of metaal wonen; afgodsbeelden zijn niets meer dan het materiaal waaruit ze zijn vervaardigd.
9. De praktijken van de bezweerders, de waarzeggers, de magiërs en de tovenaars zijn ontleend aan het bijgeloof der Egyptenaren, de Assyriërs, de Babyloniërs en de oude Kanaänieten. Amuletten en alle soorten bezweringen zijn even nutteloos om de bescherming van goede geesten te winnen, als om vermeende kwade geesten af te weren.
10. Hij ontmaskerde en veroordeelde openlijk hun geloof in toverformules, godsgerichten, betovering, vervloeking, tekenen, mandragora’s, koorden met knopen en alle andere vormen van onwetend en verslavend bijgeloof.