◄ 144:3
Verhandeling 144
144:5 ►

Op Gilboa en in de Dekapolis

4. Meer over gebed

144:4.1

Na de verhandeling over het gebed bleven de apostelen de Meester nog dagenlang vragen stellen over deze hoogst belangrijke en eerbiedige gewoonte. Het onderricht van Jezus inzake gebed en aanbidding dat hij de apostelen deze dagen gaf, kan in moderne bewoordingen als volgt worden samengevat:

144:4.2

De ernstige, verlangende herhaling van een smeekbede, wanneer zulk een gebed de oprechte uiting is van een kind van God en in geloofsvertrouwen wordt gedaan, vergroot altijd de capaciteit van de ziel tot geestelijke ontvankelijkheid, hoe onberaden of onvatbaar voor rechtstreeks verhoor het ook mag zijn.

144:4.3

Houdt bij al uw bidden in gedachten dat het zoonschap een geschenk is. Van geen enkel kind wordt gevraagd de status van zoon of dochter te verdienen. Het aardse kind komt tot aanzijn door de wil van zijn ouders. Zo ook komt het kind van God in de genade en het nieuwe leven van de geest door de wil van de Vader in de hemel. Daarom moet het koninkrijk des hemels—goddelijk zoonschap—ontvangen worden als door een klein kind. Ge verdient rechtvaardigheid—voortgaande karakterontwikkeling—doch ge ontvangt het zoonschap door genade en door geloof.

144:4.4

Gebed bracht Jezus tot de hoge gemeenschap van zijn ziel met de Allerhoogste Regeerders van het universum van universa. Gebed zal de stervelingen op aarde omhoogbrengen tot de gemeenschap van ware godsverering. De geestelijke capaciteit van de ziel tot ontvankelijkheid bepaalt de hoeveelheid hemelse zegeningen die men zich, als een antwoord op gebed, persoonlijk kan toeëigenen en bewust kan beseffen.

144:4.5

Gebed en de godsverering die ermee samenhangt, is een methode om zich vrij te maken van de dagelijkse routine van het leven, van de monotone sleur van het materiële bestaan. Het is een toegangsweg tot vergeestelijkte zelfverwerkelijking en tot individualiteit van intellectuele en religieuze verworvenheid.

144:4.6

Het bidden is een tegengif tegen schadelijke introspectie. Zoals de Meester het onderrichtte, is bidden althans zulk een weldoend dienstbetoon aan de ziel. Jezus maakte consequent gebruik van de heilzame invloed van het bidden voor de medemens. De Meester bad gewoonlijk in de meervoudsvorm, niet in het enkelvoud. Behalve in de grote crises in zijn aardse leven, bad Jezus nooit voor zichzelf.

144:4.7

Het gebed is de ademhaling van het geest-leven midden in de materiële civilisatie van de volken der mensheid. Godsverering is de redding van de genotzuchtige generaties van stervelingen.

144:4.8

Zoals het gebed vergeleken kan worden met het opladen van de geestelijke accu van de ziel, zo kan godsverering worden vergeleken met het afstemmen van de ziel om de uitzendingen van de oneindige geest van de Universele Vader tot het universum op te kunnen vangen.

144:4.9

Het gebed is de oprecht gemeende, verlangende blik van het kind op zijn geest-Vader; het is het psychologische proces waarin de menselijke wil wordt ingeruild voor de goddelijke wil. Het gebed is een onderdeel van het goddelijke plan om datgene wat is, om te vormen tot datgene wat behoort te zijn.

144:4.10

Een van de redenen waarom Petrus, Jakobus en Johannes, die Jezus zo dikwijls vergezelden op zijn lange nachtwaken, hem nooit hoorden bidden, was dat hun Meester zo zelden zijn gebeden in woorden tot uitdrukking bracht. Het bidden van Jezus werd bijna geheel verricht in de geest en in het hart—in stilte.

144:4.11

Van alle apostelen begrepen Petrus en Jakobus het meest van het onderricht van de Meester ten aanzien van gebed en godsverering.


◄ 144:3
 
144:5 ►