De apostelen organiseerden zich al spoedig op de volgende wijze:
1. Andreas, de eerst gekozen apostel, werd tot hoofd en algemeen leider van de twaalf aangesteld.
2. Petrus, Jakobus, en Johannes werden aangewezen om de persoonlijke metgezellen van Jezus te zijn. Zij moesten dag en nacht voor hem klaar staan, in allerlei opzichten, ook lichamelijk, voor hem zorgen en hem vergezellen wanneer hij de nacht wakend doorbracht in gebed en in die mysterieuze gemeenschap met de Vader in de hemel.
3. Filippus werd de hofmeester van de groep. Het was zijn taak te zorgen dat er voedsel was en dat bezoekers, en soms zelfs de menigte van toehoorders, iets te eten kregen.
4. Natanael droeg zorg voor hetgeen de gezinnen van de twaalf nodig hadden. Hij ontving regelmatig bericht over de behoeften van ieder gezin van de apostelen en nadat hij Judas, de penningmeester, om de nodige middelen had gevraagd, zond hij deze iedere week naar degenen die ze nodig hadden.
5. Matteüs was de financier van het apostolische korps. Het was zijn taak ervoor te zorgen dat de inkomsten en uitgaven in evenwicht bleven en dat de kas werd aangevuld. Wanneer de middelen voor het onderlinge levensonderhoud niet binnenkwamen, indien er niet voldoende giften werden ontvangen om de groep te onderhouden, was Matteüs gemachtigd de twaalf voor een tijdje terug te sturen naar hun netten. De noodzaak hiertoe deed zich echter nooit voor nadat ze met hun werk in het openbaar waren begonnen: hij had altijd voldoende middelen voor de penningmeester om hun activiteiten te bekostigen.
6. Tomas ging over het reisplan. Het was zij taak om te zorgen voor logies en in het algemeen de plaatsen uit te kiezen waar onderricht gegeven en gepredikt zou worden, en daardoor een glad en vlot verloop van het reisschema zeker te stellen.
7. Jakobus en Judas, de tweelingzonen van Alfeüs, werden aangewezen om de menigten in goede banen te leiden. Het was hun taak om een voldoend aantal assistent-ordebewaarders aan te stellen, door wie de orde onder de menigten gehandhaafd kon worden gedurende de prediking.
8. Simon Zelotes was belast met de zorg voor recreatie en vrijetijdsbesteding. Hij regelde de programma’s voor de woensdagen en trachtte ook iedere dag te zorgen voor een paar uur ontspanning en afleiding.
9. Judas Iskariot werd tot penningmeester aangesteld. Hij hield de kas. Hij betaalde alle uitgaven en hield de boeken bij. Hij maakte van week tot week voor Matteüs een begroting van de uitgaven en bracht ook wekelijks rapport uit aan Andreas. Judas deed betalingen nadat hij door Andreas daartoe gemachtigd was.
Op deze wijze bleven de twaalf apostelen hun werk verrichten van het begin van hun organisatie tot de tijd dat een reorganisatie nodig was geworden door de desertie van Judas, de verrader. De Meester en zijn discipelen-apostelen gingen op deze eenvoudige manier door tot zondag, 12 januari a.d. 27, toen hij hen bijeenriep en officieel bevestigde als ambassadeurs van het koninkrijk en predikers van de blijde boodschap. Spoedig daarna maakten zij zich gereed om te vertrekken naar Jeruzalem en Judea, de eerste tocht waarbij zij in het openbaar zouden prediken.
Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.