Het eerste openbare optreden van Jezus na zijn doop vond plaats op 2 maart, a.d. 26, in de synagoge van Kafarnaüm. De synagoge was overvol. Aan het verhaal over de doop in de Jordaan was nu het nieuws uit Kana toegevoegd over het water en de wijn. Jezus gaf ereplaatsen aan zijn zes apostelen en zijn broers in het vlees, Jakobus en Judas, zaten ook bij hen. Zijn moeder, die de avond tevoren met Jacobus naar Kafarnaüm was teruggekeerd, was ook aanwezig; zij zat in het voor vrouwen bestemde gedeelte van de synagoge. Het gehele gehoor was in spanning; men verwachtte een of andere buitengewone manifestatie van bovennatuurlijke kracht te zullen aanschouwen, die een passend getuigenis zou zijn van de natuur en het gezag van hem die op deze dag tot hen zou spreken. Maar er stond hen een teleurstelling te wachten.
Toen Jezus opstond, overhandigde het hoofd van de synagoge hem de rol van de Heilige Schrift, en hij las uit de Profeet Jesaja: ‘Zo zegt de Heer: “De hemel is mijn troon, en de aarde is mijn voetbank. Waar is het huis dat gij voor mij gebouwd hebt? En waar is mijn woonstede? Mijn handen hebben dit alles gemaakt”, spreekt de Heer. “Doch op deze mens sla ik acht, op de arme en de boetvaardige van geest en wie voor mijn woord beeft.” Hoort het woord des Heren, gij die beeft en bevreesd zijt: “Uw broeders hebben u gehaat en hebben u om mijns naams wil uitgeworpen.” Maar laat de Heer verheerlijkt worden. Hij zal tot u in vreugde verschijnen, en alle anderen zullen beschaamd worden. Een stem uit de stad, een stem uit de tempel, een stem van de Heer zegt: “Voordat zij smarten kreeg, heeft zij gebaard; voordat de weeën haar overvielen, heeft zij een zoon ter wereld gebracht.” Wie heeft zo iets gehoord? Zal de aarde in één dag vrucht kunnen voortbrengen? Of kan een natie ineens geboren worden? Maar zo zegt de Heer: “Ziet, ik zal vrede verlenen als een rivier, en de heerlijkheid van de niet-Joden zal zelfs als een stromende rivier zijn. Zoals iemands moeder hem troost, zo zal ik u troosten. En zelfs in Jeruzalem zult ge getroost worden. En wanneer gij deze dingen ziet, zal uw hart zich verblijden.”’
Toen Jezus deze voorlezing beëindigd had, gaf hij de rol terug aan de bewaarder. Voordat hij ging zitten, zei hij eenvoudig: ‘Hebt geduld, en ge zult de heerlijkheid Gods zien; zo zal het ook zijn met allen die met mij blijven wachten en op deze wijze leren de wil te doen van mijn Vader die in de hemel is.’ De mensen gingen naar huis en vroegen zich af wat dit alles mocht betekenen.
Die namiddag namen Jezus en zijn apostelen, samen met Jakobus en Judas, een boot en roeiden een eindje uit de kust, waar zij voor anker bleven terwijl hij tot hen sprak over het komende koninkrijk. Zij begrepen er nu meer van dan op de donderdagavond.
Jezus droeg hun op hun gewone werkzaamheden weer op te vatten totdat ‘het uur van het koninkrijk zou aanbreken.’ En om hen aan te moedigen, gaf hij hun het voorbeeld door terug te gaan naar de werf en daar weer geregeld aan het werk te gaan. Terwijl hij hun uitlegde dat zij iedere avond drie uur moesten besteden aan studie en voorbereiding voor hun toekomstige arbeid, zei Jezus voorts: ‘Wij zullen allen hier in de buurt blijven totdat de Vader mij te kennen geeft jullie te roepen. Een ieder van jullie moet nu weer zijn gewone werk gaan doen alsof er niets is gebeurd. Praat met niemand over mij en bedenkt dat mijn koninkrijk niet zal komen met lawaai en betovering, maar dat het veeleer moet komen door de grote verandering die mijn Vader in jullie hart zal hebben teweeggebracht en in de harten van hen die geroepen zullen worden met jullie deel te nemen in de raadsvergaderingen van het koninkrijk. Jullie zijn nu mijn vrienden, ik vertrouw jullie en heb jullie lief; weldra zullen jullie mijn persoonlijke medewerkers worden. Hebt geduld, weest zachtmoedig. Geeft steeds gehoor aan de wil van de Vader. Maak je gereed voor de roep van het koninkrijk. Hoewel jullie grote vreugde zult beleven in de dienst van mijn Vader, dienen jullie je ook voor te bereiden op moeite en verdriet, want ik waarschuw jullie dat velen slechts na vele beproevingen het koninkrijk zullen binnengaan. Maar voor hen die het koninkrijk hebben gevonden, zal de vreugde volkomen zijn, en zij zullen de gezegenden van de ganse aarde genoemd worden. Maar koester geen valse hoop, de wereld zal aanstoot nemen aan mijn woorden. Zelfs jullie, mijn vrienden, zien nog niet duidelijk in wat ik ontvouw aan jullie verwarde denken. Vergissen jullie je niet, wij gaan uit om te arbeiden voor een generatie van mensen die op wonderen en tekenen uit zijn. Zij zullen verlangen dat ik wonderen doe als bewijs dat ik door mijn Vader gezonden ben, en zullen in de openbaring van de liefde van mijn Vader niet snel de geloofsbrieven van mijn missie herkennen.’
Die avond, toen zij weer aan land waren, bad Jezus, staande aan de waterkant voordat ieder zijns weegs ging: ‘Vader, ik dank u voor deze kleinen die, in weerwil van hun twijfel, zelfs nu geloven. Om hunnentwil heb ik mij afgezonderd om uw wil te doen. En mogen zij nu leren één te zijn zoals wij één zijn.’