Ofschoon vele gasten de hele week van de huwelijksplechtigheden bleven, vertrokken Jezus en zijn pas gekozen discipel-apostelen—Jacobus, Johannes, Andreas, Petrus, Filippus, en Natanael—de volgende morgen zeer vroeg naar Kafarnaüm, zonder van iemand afscheid te nemen. De familie van Jezus en al zijn vrienden in Kana waren heel verdrietig dat hij hen zo plotseling had verlaten, en Judas, de jongste broer van Jezus, ging op weg om hem te zoeken. Jezus en zijn apostelen gingen rechtstreeks naar het huis van Zebedeüs in Betsaïda. Op deze tocht besprak Jezus met zijn pas gekozen medewerkers vele zaken die van belang waren voor het komende koninkrijk, en waarschuwde hij hen in het bijzonder om de verandering van water in wijn niet ter sprake te brengen. Hij ried hen ook aan de steden Sepforis en Tiberias te mijden bij hun toekomstige werk.
Na de maaltijd die avond, in het huis van Zebedeüs en Salome, vond er een van de belangrijkste besprekingen plaats in het gehele aardse leven van Jezus. Alleen de zes apostelen waren tegenwoordig bij deze bijeenkomst: Judas arriveerde pas toen zij op het punt stonden uiteen te gaan. Deze zes uitgekozen mannen hadden de tocht met Jezus van Kana naar Betsaïda als het ware in de wolken gemaakt. Ze waren boordevol verwachting, en in vervoering door de gedachte dat zij uitgekozen waren om nauw met de Zoon des Mensen samen te werken. Maar toen Jezus hun duidelijk begon te maken wie hij was en wat zijn missie op aarde zou zijn, en hoe deze mogelijk zou eindigen, waren ze met stomheid geslagen. Zij konden niet bevatten wat hij hun vertelde. Ze waren sprakeloos: zelfs Petrus was verslagen en wist niets meer te zeggen. Alleen Andreas, die diep nadacht, waagde het te antwoorden op de raadgevingen van Jezus. Toen Jezus zag dat zij zijn boodschap niet begrepen, toen hij zag dat hun ideeën ten aanzien van de Joodse Messias zo volledig gestold waren, zond hij hen naar bed terwijl hijzelf met zijn broer Judas wandelde en praatte. En voordat Judas afscheid nam van Jezus, zei hij op gevoelvolle toon: ‘Vader-broer, ik heb je nooit begrepen. Ik weet niet met zekerheid of je bent wat onze moeder ons geleerd heeft, en ik begrijp het komende koninkrijk ook niet helemaal, maar ik weet wel dat je een machtig man Gods bent. Ik heb in de Jordaan de stem gehoord, en ik geloof in je, wie je ook moogt zijn.’ Na dit gezegd te hebben, vertrok hij en ging naar zijn eigen huis te Magdala.
Die nacht sliep Jezus niet. Hij sloeg zijn warme omslagdoeken om, begaf zich naar de oever van het meer en ging daar zitten nadenken, nadenken tot aan de dageraad van de volgende dag. In de lange uren van die nachtelijke overpeinzing werd het Jezus volkomen duidelijk dat hij er nooit in zou kunnen slagen zijn volgelingen hem in een ander licht te doen zien dan van de langverwachte Messias. Eindelijk zag hij in dat er geen andere manier was om zijn boodschap van het koninkrijk te brengen dan als de vervulling van de voorzegging van Johannes, en als degene naar wie de Joden uitzagen. Ofschoon hij niet het Davidische type Messias was, was hij ten slotte de vervulling van de profetische uitspraken van de meer geestelijk ingestelde zieners uit vroegere tijden. Hij zou nooit meer geheel ontkennen dat hij de Messias was. Hij besloot de uiteindelijke ontwarring van deze gecompliceerde situatie over te laten aan de uitwerking van de wil van de Vader.
De volgende morgen voegde Jezus zich bij zijn vrienden aan het ontbijt, maar zij vormden geen opgewekte groep. Hij praatte met hen en aan het einde van de maaltijd verzamelde hij hen om zich heen en zei: ‘Het is de wil van mijn Vader dat wij hier in de buurt nog een tijdje blijven. Jullie hebben Johannes horen zeggen dat hij was gekomen om de weg te bereiden voor het koninkrijk; derhalve betaamt het ons de voltooiing van de prediking van Johannes af te wachten. Wanneer de voorloper van de Zoon des Mensen zijn werk beëindigd zal hebben, zullen wij beginnen aan de verkondiging van het goede nieuws van het koninkrijk.’ Hij zei dat zijn apostelen naar hun netten terug moesten keren terwijl hij zich gereedmaakte om met Zebedeüs naar de werf te gaan, en beloofde hen de volgende dag te zien in de synagoge waar hij zou spreken, en ook sprak hij met hen af dat zij die Sabbatmiddag een bespreking zouden hebben.