◄ 137:3
Verhandeling 137
137:5 ►

De wachttijd in Galilea

4. De bruiloft te Kana

137:4.1

Woensdag, tegen het middaguur, waren er bijna duizend gasten te Kana aangekomen, meer dan viermaal het aantal dat was uitgenodigd voor het huwelijksfeest. Het was een Joods gebruik om huwelijksfeesten op woensdag te houden, en de uitnodigingen voor de bruiloft waren een maand tevoren uitgezonden. In de voormiddag en het begin van de namiddag leek het er meer op dat er een openbare receptie voor Jezus gegeven werd dan een bruiloft. Iedereen wilde deze bijna-beroemde Galileeër begroeten, en hij was allerhartelijkst voor allen, jong en oud, Jood en niet-Jood. En iedereen was verheugd toen Jezus erin toestemde voorop te gaan in de stoet die aan de huwelijksvoltrekking voorafging.

137:4.2

Jezus was zich nu terdege bewust van zijn bestaan als mens, van zijn goddelijke voor-bestaan, en van de status van zijn gecombineerde, of gefuseerde, menselijke en goddelijke naturen. Op volmaakt beheerste wijze kon hij het ene moment optreden als mens, en ogenblikkelijk daarna de persoonlijkheids-prerogatieven van zijn goddelijke natuur laten gelden.

137:4.3

Naarmate de dag verstreek, werd Jezus zich steeds meer bewust dat de mensen van hem verwachtten dat hij een wonder zou doen; meer in het bijzonder zag hij dat zijn familie en zijn zes discipel-apostelen hoopten dat hij op gepaste wijze zijn nabije koninkrijk zou aankondigen door middel van een of andere verbazingwekkende en bovennatuurlijke manifestatie.

137:4.4

In het begin van de middag riep Maria Jakobus bij zich en samen verstoutten ze zich Jezus te benaderen en te vragen of hij hen zover in zijn vertrouwen wilde nemen, dat hij hun zou vertellen op welk uur en op welk punt in verband met de huwelijksplechtigheden hij besloten had zichzelf te openbaren als de ‘bovennatuurlijke’. Nauwelijks hadden ze deze zaken bij Jezus aangeroerd of ze zagen dat zij zijn karakteristieke verontwaardiging hadden opgewekt. Hij zei alleen: ‘Indien jullie mij liefhebben, wees dan bereid met mij te wachten zolang ik wacht op de wil van mijn Vader die in de hemel is.’ Maar de welsprekendheid van zijn berisping lag in de uitdrukking van zijn gelaat.

137:4.5

Deze stap van zijn moeder was een grote teleurstelling voor de mens Jezus, en hij werd zeer ernstig gestemd door zijn reactie op haar suggestieve voorstel dat hij zich zou veroorloven zich over te geven aan de een of andere uiterlijke demonstratie van zijn goddelijkheid. Dit was nu juist een van de dingen die hij besloten had niet te doen, toen hij zich nog zo kort geleden had afgezonderd in de bergen. Een paar uur lang was Maria zeer terneergeslagen. Zij zei tegen Jakobus: ‘Ik kan hem niet begrijpen; wat mag dit alles te betekenen hebben? Komt er dan geen einde aan zijn vreemde gedrag?’ Jakobus en Judas probeerden hun moeder te troosten, terwijl Jezus zich terugtrok om een uur alleen te zijn. Maar hij kwam weer terug bij het gezelschap en was opnieuw opgewekt en vrolijk.

137:4.6

De huwelijksvoltrekking verliep in een verwachtingsvolle stilte, maar de gehele ceremonie kwam ten einde en nog steeds had de geëerde gast niets gedaan, niets gezegd. Toen werd er rondgefluisterd dat de timmerman en botenbouwer, door Johannes aangekondigd als ‘de Verlosser,’ tijdens de feestelijkheden in de avond opening van zaken zou geven, misschien wel tijdens het bruiloftsmaal. Maar alle hoop op zo’n demonstratie werd bij zijn zes discipel-apostelen de bodem ingeslagen toen hij hen juist voor het bruiloftsmaal bij elkaar riep en met grote ernst zei: ‘Denk niet dat ik hierheen ben gekomen om een wonder te verrichten om de nieuwsgierigen te bevredigen of hen die twijfelen te overtuigen. Wij zijn hier veeleer om de wil van onze Vader die in de hemelen is af te wachten.’ Maar toen Maria en de anderen hem zagen beraadslagen met zijn metgezellen, waren ze voor zichzelf geheel overtuigd dat er iets buitengewoons stond te gebeuren. En ze gingen allen zitten om van het bruiloftsmaal en van de avond van feestelijke gezelligheid te genieten.

137:4.7

De vader van de bruidegom had ervoor gezorgd dat er meer dan voldoende wijn was voor alle gasten die waren uitgenodigd voor het bruiloftsfeest, maar hoe kon hij weten dat het huwelijk van zijn zoon een gebeurtenis zou worden die zo nauw verbonden werd met de verwachte manifestatie van Jezus als de Messiaanse verlosser? Hij was er zeer mee ingenomen dat hij de eer genoot de gevierde Galileeër onder zijn gasten te mogen tellen, maar voordat het bruiloftsmaal ten einde was, kwamen de bedienden hem het ontstellende nieuws brengen dat de wijn opraakte. Toen de officiële maaltijd voorbij was en de gasten zich vertraden in de tuin, vertrouwde de moeder van de bruidegom Maria toe dat de voorraad wijn op was. En Maria zei vol vertrouwen: ‘Maakt u zich geen zorgen—ik zal met mijn zoon spreken. Hij zal ons helpen.’ Zo durfde zij inderdaad te spreken, ondanks de berisping een paar uur eerder.

137:4.8

Vele jaren lang had Maria zich altijd tot Jezus gewend om hulp in iedere crisis in hun huiselijk leven in Nazaret, en dus was het heel gewoon voor haar om nu ook aan hem te denken. Maar deze ambitieuze moeder had nog andere motieven om bij deze gelegenheid een beroep te doen op haar oudste zoon. Terwijl Jezus alleen in een hoek van de tuin stond, ging zijn moeder naar hem toe en zei: ‘Zoon, zij hebben geen wijn meer.’ Jezus antwoordde: ‘Lieve vrouw, wat heb ik daar mee te maken?’ Maria zei: ‘Maar ik geloof dat je uur gekomen is; kun je ons niet helpen?’ Jezus antwoordde: ‘Ik zeg nogmaals dat ik niet gekomen ben om de dingen op deze manier te doen. Waarom val je mij opnieuw lastig met zulke zaken?’ Toen barstte Maria in tranen uit en smeekte ze hem: ‘Maar, zoon, ik heb hun beloofd dat je ons zou helpen; zou je niet iets voor mij willen doen, alsjeblieft?’ Waarop Jezus sprak: ‘Vrouw, hoe kom je erbij zulke beloften te doen? Zorg dat je het niet weer doet. We moeten in alle dingen de wil van de Vader in de hemel afwachten.’

137:4.9

Maria, de moeder van Jezus was verpletterd, ze was sprakeloos! Terwijl ze daar zo voor hem stond, bewegingloos, de tranen stromend over haar gelaat, werd het menselijke hart van Jezus overmand door medelijden met de vrouw die hem in het vlees gedragen had; hij boog zich naar haar toe, legde zijn hand teder op haar hoofd en zei: ‘Kom, kom, Moeder Maria, wees niet bedroefd om mijn schijnbaar harde woorden, want heb ik je niet vele malen gezegd dat ik aleen gekomen ben om de wil van mijn hemelse Vader te doen? Ik zou met het grootste genoegen doen wat je van me vraagt, als het deel zou uitmaken van de wil van mijn Vader-’ en Jezus hield plotseling op, hij aarzelde. Maria scheen te voelen dat er iets gebeurde. Ze sprong op, sloeg haar armen om Jezus’ hals, kuste hem, snelde naar het bediendenverblijf, en zei: ‘Alles wat mijn zoon zegt, moeten jullie doen.’ Doch Jezus zei niets. Hij besefte nu dat hij reeds te veel gezegd had, of althans vol verlangen had gedacht.

137:4.10

Maria danste van blijdschap. Ze wist niet hoe de wijn te voorschijn gebracht zou worden, maar ze was er geheel zeker van dat zij haar eerstgeboren zoon eindelijk had overgehaald zijn gezag te laten gelden, naar voren te durven treden en aanspraak te maken op zijn positie, en zijn Messiaanse kracht te doen blijken. En vanwege de aanwezigheid en samenwerking van bepaalde universum-krachten en-persoonlijkheden, waarvan alle aanwezigen geheel onkundig waren, zou ze niet teleurgesteld worden. De wijn die Maria verlangde en die Jezus, de God-mens, zich als mens en uit medegevoel had gewenst, was in aantocht.

137:4.11

Dichtbij stonden zes stenen watervaten, die elk gevuld waren met ongeveer vijfenzeventig liter water. Dit water was bedoeld voor later gebruik in de laatste reinigingsceremoniën van de huwelijksviering. De drukte van de bedienden bij deze grote stenen vaten, onder de bezige leiding van zijn moeder, trok de aandacht van Jezus, en toen hij erheen ging, zag hij dat er met kruiken vol wijn uit werd getapt.

137:4.12

Geleidelijk ging het Jezus dagen wat er gebeurd was. Van alle personen die op het huwelijksfeest te Kana aanwezig waren, was het Jezus die het meest verrast was. De anderen hadden verwacht dat hij een wonder zou doen, maar dat was nu juist wat hijzelf niet van plan was geweest. Toen herinnerde de Zoon des Mensen zich de waarschuwing van zijn Gepersonaliseerde Gedachtenrichter in de bergen. Hij herinnerde zich hoe de Richter hem gewaarschuwd had dat geen enkele macht of persoonlijkheid in staat was hem zijn scheppersprerogatief van onafhankelijkheid van de tijd af te nemen. Bij deze gelegenheid hadden zich krachttransformatoren, middenwezens en alle andere persoonlijkheden die daarvoor nodig waren, verzameld bij het water en andere noodzakelijke elementen, en gezien de wens die de Schepper-Soeverein van het Universum had geuit, was het niet te vermijden dat er ogenblikkelijk wijn verscheen. Het was dubbel zeker dat dit voorval zou plaatsvinden, aangezien de Gepersonaliseerde Richter te kennen had gegeven dat de uitvoering van het verlangen van de Zoon in geen enkel opzicht een inbreuk was op de wil van de Vader.

137:4.13

Dit voorval was echter geenszins een wonder. Geen enkele natuurwet werd gemodificeerd, uitgeschakeld, of zelfs getranscendeerd. Er vond niets anders plaats dan de uitschakeling van de tijd samen met de hemelse samenvoeging van de chemische elementen die noodzakelijk waren voor de voortbrenging van de wijn. Bij deze gelegenheid te Kana maakten de vertegenwoordigers van de Schepper wijn, precies zoals zij dit doen door middel van de gewone natuurlijke processen, behalve dat zij het onafhankelijk van de tijd deden en door de tussenkomst van bovenmenselijke instanties inzake van het in de ruimte samenvoegen van de noodzakelijke chemische ingrediënten.

137:4.14

Bovendien was het duidelijk dat het verrichten van dit zogenaamde wonder niet tegen de wil van de Paradijs-Vader inging, anders zou het niet hebben plaatsgevonden; Jezus had zich immers reeds in alle dingen onderworpen aan de wil van de Vader.

137:4.15

Toen de bedienden deze nieuwe wijn uit de vaten hadden getapt en naar de bruidsjonker hadden gedragen, de ‘leider van het feest’, en deze de wijn had geproefd, riep hij de bruidegom en zei: ‘Het is gewoonte eerst de goede wijn op te dienen en daarna, als de gasten goed gedronken hebben, de minder goede vrucht van de wijnstok op tafel te brengen; maar jij hebt de beste wijn tot het laatst van het feest bewaard.’

137:4.16

Maria en de discipelen van Jezus waren zeer verblijd door dit vermeende wonder dat Jezus, naar zij dachten met vooropgezette bedoeling, verricht had, maar Jezus trok zich in een beschutte hoek van de tuin terug en dacht enkele ogenblikken ernstig na. Hij kwam ten slotte tot het besluit dat deze gebeurtenis in de gegeven omstandigheden buiten zijn persoonlijke macht had gestaan en onvermijdelijk was geweest omdat zij niet tegen de wil van de Vader inging. Toen hij naar de mensen terugkeerde, zagen ze hem met ontzag aan: ze geloofden allen in hem als de Messias. Doch Jezus verkeerde in ernstige verwarring, want hij wist dat zij alleen maar in hem geloofden vanwege de ongewone gebeurtenis die zij zojuist onbedoeld hadden meegemaakt. En opnieuw trok Jezus zich een tijdje terug op het dak van het huis om over dit alles na te denken.

137:4.17

Jezus begreep nu ten volle dat hij voortdurend op zijn hoede moest zijn om te voorkomen dat hij door toe te geven aan sympathie en medelijden verantwoordelijk zou worden voor herhaaldelijke voorvallen van deze aard. Niettemin vonden er veel van dergelijke gebeurtenissen plaats, voordat de Zoon des Mensen ten slotte afscheid nam van zijn leven als sterveling in het vlees.


◄ 137:3
 
137:5 ►