◄ 136:3
Verhandeling 136
136:5 ►

De doop en de veertig dagen

4. De plannen voor het werk in het openbaar

136:4.1

Dag na dag ontwierp Jezus daar boven in de heuvels zijn plannen voor het resterende gedeelte van zijn zelfschenking op Urantia. Zijn eerste besluit was om niet gelijktijdig met Johannes als leraar op te treden. Hij was van plan zich tot op zekere hoogte afgezonderd te houden totdat het werk van Johannes zijn doel bereikt zou hebben, of totdat het plotseling tot stilstand zou komen doordat Johannes gevangen werd genomen. Jezus wist heel goed dat de onbevreesde en tactloze prediking van Johannes in korte tijd de vrees en vijandschap van de burgerlijke machthebbers zou opwekken. Gezien de hachelijke situatie waarin Johannes verkeerde, begon Jezus definitieve plannen te maken voor het programma van zijn openbare optreden ten behoeve van zijn volk en de wereld, ten behoeve van iedere bewoonde wereld in zijn gehele uitgestrekte universum. De zelfschenking als sterveling van Michael was op Urantia, maar voor alle werelden van Nebadon.

136:4.2

Nadat hij zijn plan om in algemene zin zijn programma te coördineren met de beweging van Johannes had doorgedacht, ging Jezus allereerst in zijn gedachten de instructies van Immanuel na. Zorgvuldig overwoog hij de raad die hem was gegeven met betrekking tot zijn werkmethoden, en het advies om geen blijvende geschriften op de planeet achter te laten. Nooit zou Jezus nog iets neerschrijven, behalve in het zand. Bij zijn volgende bezoek aan Nazaret vernietigde Jezus, zeer tot verdriet van zijn broer Jozef, alles wat hij geschreven had en wat bewaard werd op de planken in de timmerwerkplaats en aan de muren hing van zijn oude tehuis. En Jezus overwoog grondig de raad die Immanuel hem gegeven had met betrekking tot zijn instelling op economisch, sociaal, en politiek gebied ten opzichte van de wereld zoals hij die zou aantreffen.

136:4.3

Jezus vastte niet gedurende zijn afzondering van veertig dagen. De langste periode waarin hij geen voedsel tot zich nam, bestond uit de eerste twee dagen in de bergen toen hij zo in beslag werd genomen door zijn gedachten dat hij helemaal vergat te eten. Maar op de derde dag ging hij op zoek naar voedsel. Evenmin werd hij gedurende deze tijd verzocht door boze geesten of door rebelse persoonlijkheden die op deze wereld gestationeerd waren of afkomstig waren van een andere wereld.

136:4.4

Tijdens deze veertig dagen vond de laatste beraadslaging plaats tussen het menselijke en het goddelijke bewustzijn, of beter gezegd, het eerste werkelijk functioneren van deze twee verstanden zoals die nu één waren geworden. De resultaten van deze gewichtige periode van overpeinzing vormden het afdoende bewijs dat het goddelijke bewustzijn het menselijke verstand triomfant- elijk en geestelijk beheerst. Het bewustzijn van de mens is vanaf dit tijdstip het bewustzijn van God geworden, en ofschoon het zelf van het bewustzijn van de mens steeds aanwezig is, zegt dit vergeestelijkte menselijke bewustzijn toch altijd: ‘Niet mijn wil, maar uw wil geschiede.’

136:4.5

De verrichtingen in deze gedenkwaardige periode waren geen fantastische visioenen, ontstaan in het bewustzijn van een uitgehongerde en verzwakte mens, en evenmin waren zij de verwarde, kinderachtige, symbolische verhalen die later ten onrechte werden beschreven als ‘de verzoeking van Jezus in de woestijn.’ Dit was veeleer een tijd waarin de gehele veelbewogen, afwisselende loop van de zelfschenking op Urantia werd overdacht en waarin tevens zorgvuldig de plannen voor verder dienstbetoon werden ontwikkeld waarmee deze wereld het meest gebaat zou zijn, terwijl ook iets zou worden bijgedragen aan de vooruitgang van alle andere werelden die door rebellie geïsoleerd waren geraakt. Jezus overdacht de gehele tijdspanne van het menselijke leven op Urantia, te beginnen met de dagen van Andon en Fonta, vervolgens de nalatigheid van Adam, en daarna het dienstbetoon van de Melchizedek van Salem.

136:4.6

Gabriël had Jezus eraan herinnerd dat hij zich op tweeërlei wijze aan de wereld kon manifesteren in het geval dat hij zou verkiezen nog een tijd op Urantia te blijven. En er werd Jezus duidelijk gezegd dat zijn keuze in deze zaak geen invloed zou hebben op de soevereiniteit over zijn universum of op de beëindiging van de Lucifer-rebellie. Deze twee wijzen van dienstbetoon aan de wereld waren:

136:4.7

1. Zijn eigen wijze—de manier die het aangenaamst en profijtelijkst zou kunnen lijken vanuit het gezichtspunt van de onmiddellijke behoeften van deze wereld en van de zedelijke en geestelijke opbouw van zijn eigen universum op dat moment.

136:4.8

2. De wijze van de Vader—het gestalte geven aan een ver vooruitziend ideaal van geschapen leven, zoals dit de hoge persoonlijkheden van het Paradijs-bestuur van het universum van universa voor ogen staat.

136:4.9

Het werd Jezus aldus duidelijk dat er twee manieren waren waarop hij de rest van zijn aardse leven kon inrichten. Voor elk van deze wijzen kon iets ten voordele aangevoerd worden, wanneer zij in het licht van de onmiddellijke situatie werden beschouwd. De Zoon des Mensen zag duidelijk in dat zijn keuze tussen deze twee gedragswijzen van geen invloed zou zijn op het ontvangen van de soevereiniteit over zijn universum: deze was een zaak die reeds geregeld en verzegeld was in de verslagen van het universum van universa, en slechts wachtte op het moment dat hij haar persoonlijk zou opeisen. Doch er werd Jezus te kennen gegeven dat het voor zijn Paradijsbroeder, Immanuel, een reden tot grote voldoening zou zijn indien hij, Jezus, het juist zou achten zijn aardse incarnatie-loopbaan te beëindigen zoals hij deze op zulk een nobele wijze was begonnen, steeds onderworpen aan de wil van de Vader. Op de derde dag van deze afzondering beloofde Jezus zichzelf dat hij naar de wereld zou terugkeren om zijn aardse loopbaan af te maken, en dat hij in situaties waar zich beide bovengenoemde gedragslijnen zouden voordoen, altijd de wil van de Vader zou verkiezen. En gedurende de rest van zijn leven op aarde bleef hij steeds trouw aan dit besluit. Zelfs tot aan het bittere einde onderwierp hij zijn soevereine wil onveranderlijk aan die van zijn hemelse Vader.

136:4.10

De veertig dagen in de wildernis der bergen waren niet een periode van grote verzoekingen, maar de periode van de grote beslissingen van de Meester. Gedurende deze dagen, waarin hij alleen was en met zichzelf te rade ging en met de onmiddellijke tegenwoordigheid van de Vader—de Gepersonaliseerde Gedachtenrichter (hij had geen persoonlijke serafijnse beschermer meer)—bereikte hij één voor één de grote beslissingen die zijn persoonlijke beleid en gedrag voor de rest van zijn aardse loopbaan zouden beheersen. Later raakte de overlevering van een grote verzoeking verbonden met deze periode van afzondering door verwarring met de fragmentarische verhalen over de worsteling op de berg Hermon, en ook omdat het gebruikelijk was dat alle grote profeten en leiders der mensen hun openbaar optreden begonnen met het ondergaan van deze veronderstelde perioden van vasten en bidden. Jezus was altijd gewoon geweest om zich, wanneer hij voor een nieuwe of ernstige beslissing stond, terug te trekken om gemeenschap te zoeken met zijn eigen geest, teneinde de wil van God te leren kennen.

136:4.11

Bij het maken van al deze plannen voor de rest van zijn leven op aarde, werd Jezus in zijn menselijk hart steeds verscheurd door twee tegengestelde gedragswijzen:

136:4.12

1. Hij voelde een sterk verlangen om zijn volk—en de gehele wereld—ervoor te winnen in hem te geloven en zijn nieuwe geestelijke koninkrijk te aanvaarden. En hij kende hun ideeën over de komende Messias heel goed.

136:4.13

2. Te leven en te arbeiden op de wijze waarvan hij wist dat zij de goedkeuring van zijn Vader zou wegdragen, om zijn arbeid ten behoeve van andere werelden in nood te verrichten, en bij de vestiging van het koninkrijk voort te gaan met het openbaren van de Vader en diens goddelijke karakter van liefde te tonen.

136:4.14

Al deze gedenkwaardige dagen verbleef Jezus in een oude spelonk in de rotsen, een schuilplaats in de helling van de heuvels bij een dorp dat vroeger Bet-Adis heette. Hij dronk uit een kleine springader die uit de helling van de heuvel dichtbij deze rotsachtige schuilplaats te voorschijn kwam.


◄ 136:3
 
136:5 ►