◄ 136:2
Verhandeling 136
136:4 ►

De doop en de veertig dagen

3. De veertig dagen

136:3.1

Jezus had de grote verzoeking van zijn zelfschenking als sterveling ondergaan vóór zijn doop, in de zes weken dat de dauw van de berg Hermon hem had doordrenkt. Daar op de berg Hermon was hij, als een sterveling van dit gebied en zonder hulp, Caligastia, de troonpretendent van Urantia, de vorst van deze wereld tegemoetgetreden en had hij hem verslagen. Op deze veelbewogen dag was Jezus van Nazaret in de annalen van het universum de Planetaire Vorst van Urantia geworden. En deze Vorst van Urantia, die zo spoedig tot allerhoogst Soeverein van Nebadon zou worden uitgeroepen, trok zich nu veertig dagen terug om de plannen op te stellen en de methode te kiezen om het nieuwe koninkrijk Gods in de harten der mensen af te kondigen.

136:3.2

Na zijn doop begon hij aan de veertig dagen van aanpassing aan de veranderde verhoudingen in de wereld en het universum die waren teweeggebracht door de personalisering van zijn Richter. Gedurende deze afzondering in de heuvels van Perea nam hij beslissingen inzake de gedragslijn die hij zou volgen en de methoden die hij zou toepassen in de nieuwe, veranderde fase van het aardse leven welke hij op het punt stond in te luiden.

136:3.3

Jezus trok zich niet terug met het doel te vasten en zijn ziel te kwellen. Hij was geen asceet, en hij was gekomen om voor altijd al dergelijke opvattingen van de benadering van God teniet te doen. Zijn redenen om deze afzondering te zoeken waren geheel verschillend van hetgeen Mozes en Elia, en zelfs Johannes de Doper, had bewogen. Jezus was zichzelf op dat moment geheel bewust van zijn betrekking tot het universum dat hij gemaakt had en ook tot het universum van universa, waarover de Paradijs-Vader, zijn Vader in de hemel, het toezicht hield. Hij herinnerde zich nu volledig de opdracht die bij zijn zelfschenking hoorde en de aanwijzingen die hem door zijn oudere broeder Immanuel waren gegeven alvorens hij zijn incarnatie op Urantia was aangevangen. Hij had nu een duidelijk, volledig begrip van al deze wijdverbreide verhoudingen, en hij wenste zich terug te trekken voor een periode van rustige overpeinzing waarin hij zijn plannen kon uitdenken en beslissingen kon nemen inzake zijn wijze van handelen bij zijn openbare werk ten behoeve van deze wereld en alle andere werelden in zijn plaatselijk universum.

136:3.4

Terwijl hij rondwandelde in de heuvels om een geschikte schuilplaats te zoeken, ontmoette Jezus de hoogste bewindsman in zijn universum, Gabriël, de Blinkende Morgenster van Nebadon. Gabriël herstelde nu de persoonlijke communicatie met de Schepper-Zoon van het universum; zij ontmoetten elkaar voor de eerste maal rechtstreeks sinds Michael op Salvington afscheid had genomen van zijn metgezellen om naar Edentia te gaan als voorbereiding op de aanvang van zijn zelfschenking op Urantia. Gabriël, die hiertoe van Immanuel opdracht had ontvangen en handelde op gezag van de Ouden der Dagen op Uversa, legde Jezus nu informatie voor die aangaf dat zijn zelfschenkingservaring op Urantia praktisch ten einde was voorzover zij betrekking had op het verdienen van de vervolmaakte soevereiniteit over zijn universum en de beëindiging van de Lucifer-rebellie. Het eerstgenoemde had hij bereikt op de dag van zijn doop, toen de personalisering van zijn Richter aantoonde dat zijn zelfschenking in de gelijkenis van het vlees van een sterveling volkomen en voltooid was, en het laatstgenoemde was een historisch feit geworden op de dag toen hij van de berg Hermon afdaalde om zich bij de wachtende jongen, Tiglat, te voegen. Jezus werd er nu van op de hoogte gesteld namens het hoogste gezag van zijn plaatselijk universum en het superuniversum, dat zijn zelfschenkingsarbeid ten einde was, voorzover deze van invloed was op zijn persoonlijke status met betrekking tot de soevereiniteit en de rebellie. Hij had deze verzekering reeds rechtstreeks uit het Paradijs gekregen in het visioen bij zijn doop en in het verschijnsel van de personalisatie van zijn inwonende Gedachtenrichter.

136:3.5

Terwijl hij zich op de berg ophield, in gesprek met Gabriël, verscheen de Constellatie-Vader uit Edentia persoonlijk aan Jezus en Gabriël, en sprak: ‘De verslagen zijn voltooid. De soevereiniteit van Michael No. 611.121 over zijn universum Nebadon is volledig geworden en wacht u ter rechter hand van de Universele Vader. Ik breng u de ontheffing van uw zelfschenking van de zijde van Immanuel, uw broeder die voor u borg gestaan heeft tijdens de incarnatie op Urantia. Het staat u vrij om nu of op een later tijdstip, en op de wijze die gij zelf verkiest, uw zelfschenkingsincarnatie te beëindingen, op te stijgen ter rechter hand van uw Vader, uw soevereiniteit te aanvaarden en uw welverdiende, onvoorwaardelijke heerschappij over geheel Nebadon op u te nemen. Ik bevestig eveneens op gezag van de Ouden der Dagen, dat de verslagen van het superuniversum inzake de beëindiging van alle zonde-rebellie in uw universum nu voltooid zijn en dat deze u volledig en onbeperkt gezag verlenen om al dergelijke beroeringen die zich mogelijkerwijs in de toekomst zouden kunnen voordoen, af te handelen. Technisch is uw arbeid op Urantia en in het vlees van het sterfelijk schepsel ten einde. Van nu af aan kunt ge uw koers zelf bepalen.’

136:3.6

Toen de Meest Verheven Vader van Edentia afscheid had genomen, hield Jezus een lange bespreking met Gabriël over het welzijn van het universum; ook liet hij Immanuel groeten en gaf de verzekering dat hij in het werk dat hij nu op Urantia zou gaan ondernemen, steeds zou denken aan de raadgevingen die hij had ontvangen in verband met de opdracht die hem op Salvington was gegeven voorafgaand aan zijn zelfschenking.

136:3.7

Al deze veertig dagen van afzondering waren Jacobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, bezig Jezus te zoeken. Vele malen waren zij niet ver van zijn verblijfplaats, doch zij vonden hem niet.


◄ 136:2
 
136:4 ►