◄ 134:8
Verhandeling 134
135:0 ►

De overgangsjaren

9. De tijd van het wachten

134:9.1

Het liep nu tegen het eind van de zomer, rond de tijd van de verzoendag en het loofhuttenfeest. Jezus hield een familiebijeenkomst in Kafarnaüm tijdens de Sabbat en ging de volgende dag met Johannes, de zoon van Zebedeüs, op reis naar Jeruzalem; ze trokken langs de oostzijde van het meer en via Gerasa het Jordaandal door. Terwijl hij onderweg wat met zijn reisgenoot praatte, bemerkte Johannes een grote verandering in Jezus.

134:9.2

Jezus en Johannes bleven een nacht in Betanië bij Lazarus en zijn zusters, en gingen de volgende morgen vroeg naar Jeruzalem. Zij brachten bijna drie weken in de stad en de omgeving door, althans Johannes. Vaak ging Johannes alleen naar Jeruzalem, terwijl Jezus door de heuvels in de buurt wandelde en vele uren in geestelijke gemeenschap met zijn Vader in de hemel doorbracht.

134:9.3

Beiden waren aanwezig bij de plechtige diensten op de verzoendag. Johannes kwam zeer onder de indruk van de ceremoniën op deze dag der dagen in de Joodse godsdienstige rite, maar Jezus bleef een peinzende, stille toeschouwer. Voor de Zoon des Mensen was deze uitbeelding deerniswekkend en bedroevend. Hij zag dit alles als een onjuiste voorstelling van het karakter en de eigenschappen van zijn Vader in de hemel. Hij zag de handelingen op deze dag als een karikatuur van de feiten der goddelijke gerechtigheid en van de waarheden der oneindige barmhartigheid. Hij brandde van verlangen om uiting te geven aan de echte waarheid inzake het liefdevolle karakter van zijn Vader en diens barmhartig beleid in het universum, maar zijn trouwe Mentor waarschuwde hem dat zijn uur nog niet was gekomen. Die avond echter, in Betanië, liet Jezus zich talrijke opmerkingen ontvallen die Johannes ten zeerste verontrustten; Johannes heeft nooit helemaal de werkelijke betekenis begrepen van hetgeen zij Jezus die avond hoorden zeggen.

134:9.4

Jezus nam zich voor om de hele week van het loofhuttenfeest met Johannes samen te blijven. Dit feest was de jaarlijkse vakantie voor heel Palestina. Ofschoon Jezus niet deelnam aan de feestvreugde, was het duidelijk dat hij vreugde en voldoening schiep in de opgeruimde, vreugdevolle overgave van jong en oud.

134:9.5

Midden in deze feestweek, nog voor de feestelijkheden ten einde waren, nam Jezus afscheid van Johannes en zei dat hij verlangde zich terug te trekken in de heuvels, waar hij zich beter zou kunnen onderhouden met zijn Paradijs-Vader. Johannes zou met hem mee zijn gegaan indien Jezus er niet op aangedrongen had dat hij het feest tot het einde toe zou meemaken, met de woorden: ‘Het wordt niet van je gevraagd om de last van de Zoon des Mensen te dragen; alleen de wachter moet waken terwijl de stad in vrede slaapt.’ Jezus keerde niet naar Jeruzalem terug. Na bijna een week alleen te zijn geweest in de heuvels bij Betanië, vertrok hij naar Kafarnaüm. Op weg naar huis bracht hij een dag en een nacht alleen door op de hellingen van Gilboa, dichtbij de plaats waar koning Saul zich van het leven beroofde; en toen hij in Kafarnaüm aankwam, leek hij opgewekter dan toen hij afscheid nam van Johannes in Jeruzalem.

134:9.6

De volgende morgen ging Jezus naar de kist met zijn persoonlijke bezittingen die in de werkplaats van Zebedeüs was blijven staan, deed zijn voorschoot voor en verscheen bij het werk, met de woorden: ‘Ik behoor bezig te blijven zolang mijn uur nog niet is gekomen.’ En hij werkte verscheidene maanden op de scheepswerf, tot januari van het volgende jaar, samen met zijn broer Jakobus. Om het even welke twijfel er van tijd tot tijd bij Jakobus opkwam en zijn begrip van het levenswerk van de Zoon des Mensen vertroebelde, na deze periode van samenwerking met Jezus verloor hij nooit meer werkelijk alle geloof in diens zending.

134:9.7

Tijdens deze laatste periode dat Jezus op de scheepswerf werkte, besteedde hij het grootste gedeelte van zijn tijd aan de afwerking van de binnenkant van enkele grotere boten. Hij gaf veel zorg aan al het werk dat uit zijn handen kwam en leek de voldoening na menselijke prestaties te ondervinden wanneer hij een prijzenswaardig stuk werk had voltooid. Hij verspilde zijn tijd niet aan onbelangrijke kleinigheden, maar was een nauwgezet werker wanneer het op essentiële onderdelen van iedere onderneming aankwam.

134:9.8

Na verloop van tijd bereikten Kafarnaüm geruchten over een zekere Johannes die predikte en boetvaardigen doopte in de Jordaan; deze Johannes nu predikte: ‘Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen, bekeert u en laat u dopen.’ Jezus luisterde naar deze berichten terwijl Johannes al predikend langzaam door het dal van de Jordaan naar het noorden trok vanuit de voorde van de rivier die het dichtst bij Jeruzalem was gelegen. Maar Jezus werkte door en maakte boten, totdat Johannes in de maand januari van het daarop volgende jaar, a.d. 26, stroomopwaarts langs de rivier getrokken was tot een plek dicht bij Pella; toen legde Jezus zijn gereedschap neer met de woorden: ‘Mijn uur is gekomen,’ en kort daarna verscheen hij bij Johannes om gedoopt te worden.

134:9.9

Er was echter een grote verandering over Jezus gekomen. Slechts weinig mensen die het genoegen hadden gehad met hem te spreken en die zijn hulp hadden ondervonden terwijl hij door het land trok, herkenden later ooit in de in het openbaar optredende leraar dezelfde man die ze als particulier persoon in vroegere jaren hadden gekend en bemind. En het was niet zonder reden dat degenen die hij vroeger had geholpen, hem niet meer herkenden in zijn latere rol als openbaar en gezaghebbend leraar. Vele jaren lang had deze transformatie van bewustzijn en geest zich afgespeeld, en zij werd voltooid tijdens het gedenkwaardige verblijf op de berg Hermon.


◄ 134:8
 
Verhandeling 135 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.