◄ 133:3
Verhandeling 133
133:5 ►

De terugreis uit Rome

4. Persoonlijk werk in Korinte

133:4.1

Jezus en Ganid hadden nog veel meer belangwekkende ervaringen in Korinte. Ze hadden nauw contact met een groot aantal mensen die veel profijt trokken van het onderricht dat ze van Jezus ontvingen.

133:4.2

De molenaar leerde hij over de korrels der waarheid die zo fijn gemalen moeten worden in de molen van de levende ervaring, dat de moeilijke dingen van het goddelijke leven gemakkelijk kunnen worden opgenomen, zelfs door de zwakken en krachtelozen onder de medemensen. Jezus zei: ‘Geef de melk der waarheid aan hen die nog kleine kinderen zijn in hun geestelijk inzicht. Dien, in uw levend en liefdevol dienstbetoon, geestelijk voedsel op in aantrekkelijke vorm en aangepast aan de mate van ontvankelijkheid van ieder die u ernaar vraagt.’

133:4.3

Tot de Romeinse centurio zei hij: ‘Geef aan Caesar wat Caesar toekomt en aan God wat God toekomt. Het oprecht dienen van God en het loyaal dienen van Caesar zijn niet met elkander in strijd, tenzij Caesar zich zou aanmatigen die hulde voor zich op te eisen waarop alleen de Godheid aanspraak kan maken. Trouw aan God zou u, indien ge hem zoudt leren kennen, nog loyaler en trouwer doen zijn in uw plichtsbetrachting jegens een waardig kei- zer.’

133:4.4

Tegen de serieuze leider van de Mithras-cultus zei hij: ‘Het is goed dat ge naar een religie zoekt die eeuwige verlossing biedt, maar ge dwaalt wanneer ge naar zulk een heerlijke waarheid gaat zoeken bij door de mens gecreëerde mysteriën en menselijke filosofieën. Weet ge niet dat het mysterie van het eeuwige heil besloten ligt in uw eigen ziel? Weet ge niet dat de God des hemels zijn geest gezonden heeft om in u te wonen, en dat deze geest alle waarheidlievende en Goddienende stervelingen uit dit leven door de poorten des doods opwaarts zal voeren naar de eeuwige hoogten des lichts, waar God wacht om zijn kinderen te ontvangen? Vergeet ook nooit dit: Gij die God kent, zijt de zonen van God indien ge waarlijk verlangt te zijn zoals hij is.’

133:4.5

Tot de Epicurische leraar zei hij: ‘Ge doet er goed aan het beste te kiezen en het goede hoog te schatten, maar zijt ge wel verstandig wanneer ge niet de nog grotere dingen van het sterfelijke leven onderscheidt, die belichaamd worden in de geest-gebieden die ontstaan door het besef van de tegenwoordigheid Gods in het mensenhart? Het belangrijkste in de gehele menselijke ervaring is het besef dat men de God kent wiens geest in u woont en u tracht voort te leiden op de lange, bijna eindeloze reis waardoor ge de persoonlijke tegenwoordigheid bereikt van onze gemeenschappelijke Vader, de God der ganse schepping, de Heer der universa.’

133:4.6

Tot de Griekse aannememer en bouwer zei hij: ‘Vriend, trek, terwijl ge de materiële gebouwen der mensen bouwt, ook een geestelijk karakter op dat gelijkenis vertoont met de goddelijke geest in uw ziel. Laat hetgeen ge bereikt als geestelijke zoon van het koninkrijk des hemels niet achterblijven bij hetgeen ge tot stand brengt als bouwer in de wereld. Laat niet na om, terwijl ge in de wereld huizen bouwt voor anderen, het eigendomsrecht voor uzelf op een huis in de eeuwigheid te verwerven. Houd steeds in gedachten dat er een stad bestaat waarvan de fundamenten rechtvaardigheid en waarheid zijn, en welks bouwer en maker God is.’

133:4.7

Tot de Romeinse rechter zei hij: ‘Bedenk, wanneer gij recht spreekt over anderen, dat ge zelf eens zult terechtstaan voor de rechterstoel van de Regeerders van een universum. Oordeel rechtvaardig, ja zelfs barmhartig, want ook gij zelf zult eens smeken om barmhartige toegeeflijkheid wanneer de Allerhoogste Scheidsman oordeelt. Oordeel zoals ge zelf onder gelijke omstandigheden beoordeeld zoudt willen worden; laat u op deze wijze zowel door de geest van de wet leiden als door de letter. En naarmate gij zelf uw rechtspraak laat overheersen door billijkheid in het licht van de behoeften van hen die voor u geleid worden, zult ge ook het recht hebben te verwachten dat er over u recht zal worden gesproken dat door barmhartigheid is getemperd, wanneer ge eenmaal voor de Rechter over de ganse aarde zult staan.’

133:4.8

Tot de eigenares van een Griekse herberg zei hij: ‘Verleen uw gastvrijheid alsof ge kinderen van de Allerhoogste ontvangt. Breng de eentonigheid in uw dagelijks werk op het hogere niveau van een kunst, door u steeds meer te realiseren dat ge God dient in de personen bij wie hij inwoont door zijn geest, die is neergedaald om in de harten der mensen te wonen, en daardoor hun bewustzijn te transformeren en hun ziel te brengen tot het kennen van de Paradijs-Vader van deze goddelijke geest die ieder van hen is geschonken.’

133:4.9

Jezus was vele malen bij een Chinese koopman op bezoek. Bij het afscheid maande hij hem: ‘Vereer alleen God, die uw ware geest-voorvader is. Bedenk dat de geest van de Vader altijd in u woont en uw ziel de richting van de hemel wijst. Indien ge de onbewuste leiding van deze onsterfelijke geest volgt, zult ge zeker voortgaan op de verheven weg die u God doet vinden. En wanneer ge de Vader in de hemel inderdaad bereikt, zal dit zijn doordat ge, door hem te zoeken, hem steeds meer bent gaan gelijken. Vaarwel nu Chang, doch slechts voor korte tijd, want we zullen elkaar weer ontmoeten in de werelden van het licht, waar de Vader van de geest-zielen heeft gezorgd voor vele verrukkelijke halteplaatsen voor hen die op weg zijn naar het Paradijs.’

133:4.10

Tot de reiziger uit Brittannië sprak hij: ‘Broeder, ik zie dat ge de waarheid zoekt, en ik zou u willen zeggen dat de geest van de Vader van alle waarheid mogelijk in u woont. Hebt ge ooit oprecht geprobeerd met de geest van uw eigen ziel te spreken? Zoiets is inderdaad moeilijk en zelden wordt men zich bewust daarin te slagen; maar het is zeker dat elke eerlijke poging van het materiële bewustzijn om met zijn inwonende geest te communiceren succes zal hebben, zij het ook dat het grootste deel van al dergelijke schitterende menselijke ervaringen nog lang bovenbewuste registraties in de ziel van zulke Godkennende stervelingen moeten blijven.’

133:4.11

Tot de weggelopen jongen zei Jezus: ‘Denk er aan dat er twee dingen zijn waar je niet voor weg kunt lopen—God en jezelf. Waar je ook heen gaat, je neemt jezelf mee, en ook de geest van de hemelse Vader die in je hart woont. Mijn zoon, houd er mee op jezelf te bedriegen; wijd je aan de moedige praktijk om de feiten des levens onder ogen te zien. Maak stevig gebruik van de zekerheden van je zoonschap bij God en de zekerheid van het eeuwig leven, zoals ik je heb geleerd. Stel je van nu af aan ten doel echt een man te zijn, een man die vastbesloten is het leven dapper en verstandig onder ogen te zien.’

133:4.12

Tot de veroordeelde misdadiger zei hij, in diens laatste uur: ‘Broeder, je bent slecht terecht gekomen. Je bent verdwaald, je bent verstrikt geraakt in de netten van de misdaad. Uit wat wij besproken hebben, begrijp ik heel goed dat je niet van plan bent geweest datgene te doen wat je nu je aardse leven gaat kosten. Maar je hebt dit kwaad nu eenmaal gedaan, en je medemensen hebben je schuldig bevonden; ze hebben besloten dat je moet sterven. Jij en ik mogen de staat het recht niet ontzeggen zichzelf te verdedigen op de wijze die zij zelf verkiest. Er schijnt geen menselijke uitweg meer te zijn om de straf voor je verkeerde daad te ontgaan. Je medemensen moeten je wel berechten naar wat je hebt gedaan, maar er is een Rechter die je om vergiffenis kunt vragen, en die je zal oordelen naar je werkelijke motieven en betere bedoelingen. Je behoeft niet bang te zijn om voor Gods rechterstoel te komen indien je berouw echt, en je geloof oprecht is. Het feit dat je dwaling de door mensen opgelegde doodstraf met zich meebrengt, doet geen afbreuk aan de mogelijkheid dat je ziel recht zal worden gedaan en barmhartigheid mag verwachten van het hemelse gerecht.’

133:4.13

Jezus had vele vertrouwelijke gesprekken met een groot aantal hongerende zielen, te veel om in dit verslag allemaal te vermelden. De drie reizigers genoten van hun verblijf in Korinte. Op Athene na, dat beroemder was als een centrum van onderwijs, was Korinte de belangrijkste stad in Griekenland gedurende deze Romeinse periode, en hun verblijf van twee maanden in dit welvarende handelscentrum bood hun alle drie de gelegenheid veel waardevolle ervaringen op te doen. Hun verblijf in deze stad was een van de interessantste van al hun onderbrekingen van de terugreis uit Rome.

133:4.14

Gonod had vele belangen in Korinte, maar ten slotte waren al zijn zaken afgehandeld en maakten ze zich gereed om naar Athene te varen. Ze reisden met een kleine boot die over land van de ene haven van Korinte naar de andere vervoerd kon worden over een landweg van zestien kilometer.


◄ 133:3
 
133:5 ►