◄ 130:4
Verhandeling 130
130:6 ►

Op weg naar Rome

5. Op het eiland Kreta

130:5.1

De reizigers hadden met hun reis naar Kreta maar één bedoeling, en dat was zich te vermaken, rond te wandelen over het eiland en de bergen te beklimmen. De Kretenzers uit die tijd hadden geen benijdenswaardige reputatie onder de volkeren in hun omgeving. Niettemin slaagden Jezus en Ganid erin vele zielen tot een hoger niveau van denken en leven te brengen en zo legden zij de grondslag voor de snelle aanvaarding van de latere evangelie-leringen toen de eerste predikers uit Jerusalem arriveerden. Jezus hield van de Kretenzers, niettegenstaande de scherpe uitspraken die Paulus later over hen deed toen hij Titus naar het eiland zond om hun kerken te reorganiseren.

130:5.2

In de bergen van Kreta had Jezus zijn eerste lange gesprek met Gonod over religie. De vader raakte zeer onder de indruk en zei: ‘Geen wonder dat de jongen alles gelooft wat ge hem vertelt, maar ik heb nooit geweten dat er zulk een religie bestond, zelfs niet in Jeruzalem, en nog veel minder in Damascus.’ Gedurende dit verblijf op het eiland stelde Gonod voor het eerst aan Jezus voor om met hen terug te gaan naar India, en Ganid was opgetogen bij de gedachte dat Jezus misschien wel met zulk een regeling zou instemmen.

130:5.3

Toen Ganid op zekere dag aan Jezus vroeg waarom hij zich niet had gewijd aan het werk van openbaar leraar, antwoordde deze: ‘Mijn zoon, alles moet wachten tot de tijd ervoor gekomen is. Je bent op deze wereld geboren, maar angsten en manifestaties van ongeduld zullen je niet helpen op te groeien. In al deze dingen moet je wachten tot de tijd rijp is. Alleen de tijd zal de groene vruchten aan de boom doen rijpen. De jaargetijden volgen elkaar op en de zonsondergang volgt op de zonsopgang alleen door het voortschrijden van de tijd. Ik ben nu onderweg naar Rome met jou en je vader, en dat is genoeg voor vandaag. Mijn dag van morgen is geheel in de handen van mijn Vader in de hemel.’ En toen vertelde hij Ganid het verhaal van Mozes en de veertig jaren van waakzaam wachten en van voortdurende voorbereiding.

130:5.4

Bij een bezoek aan Goede Rede gebeurde er iets dat Ganid nooit meer zou vergeten; de herinnering aan deze episode deed steeds weer de wens bij hem opkomen iets te mogen doen om het kastenstelsel in zijn geboorteland India te veranderen. Een dronken degeneré viel een slavinnetje aan op de openbare weg. Toen Jezus de benarde toestand van het meisje zag, snelde hij toe en trok haar bij de dolleman vandaan. Terwijl het angstige kind zich aan hem vastklampte, hield Jezus de woedende man met zijn krachtig gestrekte rechterarm op veilige afstand, totdat de arme kerel uitgeput raakte door het woedende om zich heen slaan in de lucht. Ganid voelde een sterke aandrang om Jezus te helpen de zaak te klaren, maar zijn vader verbood hem dit. Ofschoon zij de taal van het meisje niet konden spreken, kon zij hun daad van barmhartigheid verstaan en liet zij haar innige dankbaarheid duidelijk blijken toen zij haar gedrieën naar haar huis brachtten. In zijn hele leven in het vlees kwam Jezus waarschijnlijk nooit zo dicht in de buurt van een persoonlijke confrontatie met zijn medemensen. Maar het kostte hem die avond heel wat moeite om Ganid duidelijk te maken waarom hij de dronken man niet had geslagen. Ganid vond dat deze man minstens evenveel slaag had moeten krijgen als hij het meisje had gegeven.


◄ 130:4
 
130:6 ►