◄ 130:2
Verhandeling 130
130:4 ►

Op weg naar Rome

3. In Alexandrië

130:3.1

Het bezoek aan Caesarea was rijk aan gebeurtenissen geweest, en toen het schip gereed was, vertrokken Jezus en zijn twee vrienden op een dag rond het middaguur naar Alexandrië in Egypte.

130:3.2

De drie hadden een allergenoeglijkste overtocht naar Alexandrië. Ganid was opgetogen over de reis en Jezus had zijn handen vol met het beantwoorden van zijn vragen. Toen zij de haven van de stad naderden, raakte de jongeman vol geestdrift over de grote vuurtoren van Pharos, op het eiland dat Alexander door een dam met het vasteland had verbonden, waardoor hij twee prachtige havens had gecreëerd en waardoor Alexandrië het kruispunt was geworden van de maritieme handelsroutes tussen Afrika, Azië en Europa. Deze grote vuurtoren was een van de zeven wereldwonderen en de voorloper van alle latere vuurtorens. Ze stonden vroeg in de ochtend op om deze prachtige, menselijke, levensreddende uitvinding te kunnen zien, en onder de uitroepen van Ganid door zei Jezus: ‘En jij, mijn zoon, zult als deze vuurtoren zijn wanneer je terugkeert naar India, ook nadat je vader ter ruste is gelegd; je zult in je omgeving als het licht des levens worden voor hen die in duisternis gezeten zijn en aan allen die daarnaar verlangen de weg wijzen om de behouden haven te bereiken.’ Ganid drukte stevig Jezus’ hand en zei: ‘Dat zal ik.’

130:3.3

En nogmaals spreken wij hier uit dat de eerste leraren van de Christelijke religie een grote vergissing begingen toen zij hun aandacht zo uitsluitend richtten op de westerse beschaving van de Romeinse wereld. De leer van Jezus, zoals de gelovigen in Mesopotamië deze in de eerste eeuw kenden, zou door de verschillende religieuze groeperingen in Azië gaarne zijn aanvaard.

130:3.4

Vier uur nadat ze waren geland, hadden ze onderdak gevonden bij het oosteinde van de lange brede weg, dertig meter breed en acht kilometer lang, die vandaar doorliep tot aan de westelijke rand van deze stad met haar miljoen inwoners. Na een eerste bezichtiging van de belangrijkste bezienswaardigheden van de stad—de universiteit (het museum), de bibliotheek, het koninklijke mausoleum van Alexander, het paleis, de tempel van Neptunus, het theater en het gymnasium—ging Gonod zich aan zijn zaken wijden, terwijl Jezus en Ganid naar de bibilotheek gingen, de grootste ter wereld. Hier waren bijna een miljoen handschriften uit de gehele beschaafde wereld bijeengebracht: uit Griekenland, Rome, Palestina, Parthië, India, China en zelfs uit Japan. In deze biliotheek zag Ganid de grootste verzameling Indiase literatuur ter wereld. Zolang zij in Alexandrië verbleven, brachten zij hier iedere dag enige tijd door. Jezus vertelde Ganid over de vertaling van de Hebreeuwse schrift in het Grieks, die hier had plaatsgevonden. En keer op keer bespraken zij alle wereldreligies, waarbij Jezus trachtte dit jonge verstand te wijzen op de waarheid in iedere godsdienst, waaraan hij steeds toevoegde: ‘Maar Jahweh is het Godsbegrip dat tot ontwikkeling is gekomen uit de openbaringen van Melchizedek en het verbond met Abraham. De Joden waren de afstammelingen van Abraham en bewoonden later hetzelfde land waar Melchizedek gewoond en onderricht had en vanwaar hij leraren uitzond over de hele wereld, en hun religie liet uiteindelijk duidelijker dan enig andere wereldreligie uitkomen, dat de Here God van Israel de Universele Vader in de hemel is.’

130:3.5

Onder leiding van Jezus maakte Ganid een bloemlezing uit hetgeen geleerd werd door die religies in de wereld die een Universele Godheid erkenden, ook al erkenden ze tevens in meerdere of mindere mate godheden van lagere rang. Na lange gesprekken kwamen Jezus en Ganid tot de conclusie dat de religie van de Romeinen geen werkelijke God kende, dat hun religie eigenlijk niet meer was dan keizerverering. De Grieken, zo concludeerden zij, hadden wel een filosofie, maar eigenlijk geen religie met een persoonlijke God. De mysteriegodsdiensten lieten ze buiten beschouwing vanwege de verwarring van hun veelvoud, en ook omdat hun gevarieerde opvattingen van God ontleend leken te zijn aan andere, oudere religies.

130:3.6

Ofschoon deze vertalingen te Alexandrië werden gemaakt, rangschikte Ganid de uitgekozen stukken pas aan het eind van hun verblijf te Rome en voegde er toen ook zijn eigen persoonlijke gevolgtrekkingen aan toe. Hij was zeer verrast toen hij ontdekte dat de betere auteurs van de heilige geschriften van de wereld allen meer of minder duidelijk het bestaan van een eeuwige God erkenden, en dat zij een grote mate van overeenstemming vertoonden met betrekking tot zijn natuur en zijn verhouding tot de sterfelijke mens.

130:3.7

Jezus en Ganid brachten gedurende hun verblijf te Alexandrië veel tijd door in het museum. Dit was geen verzameling van zeldzame voorwerpen, maar veeleer een universiteit der schone kunsten, wetenschappen en letteren. Hier gaven hoogleraren dagelijks colleges, en in die tijd was dit het wetenschappelijke centrum van de Westerse wereld. Dag aan dag vertaalde Jezus deze lezingen voor Ganid; op een dag in de tweede week van hun verblijf riep de jongeman: ‘Meester Joshua, u weet meer dan deze professoren; u zou moeten opstaan en hun de grote dingen meedelen die u mij gezegd hebt. Ze zijn het spoor bijster geraakt door hun vele denken. Ik zal er met mijn vader over spreken en zorgen dat hij het regelt.’ Jezus glimlachte en zei: ‘Jij bent een bewonderende leerling, maar deze leraren zijn er niet op gesteld dat jij en ik hun onderricht geven. De trots van geleerdheid waaraan het geestelijke element ontbreekt, is een verraderlijke zaak in de menselijke ervaring. De ware leraar behoudt zijn intellectuele integriteit door voortdurend te blijven leren.’

130:3.8

Alexandrië was de stad van de gemengde beschavingen van het Westen en op Rome na, de prachtigste stad ter wereld. Hier stond ook ’s werelds grootste Joodse synagoge, de zetel van bestuur van het Sanhedrin van Alexandrië, de zeventig regerende oudsten.

130:3.9

Onder de vele personen met wie Gonod zaken deed, bevond zich ook een Joodse bankier, Alexander, wiens broer Philo in die tijd een beroemd godsdienstfilosoof was. Philo had zich ten taak gesteld de Griekse filosofie en de Hebreeuwse theologie met elkaar in harmonie te brengen, een lofwaardige, maar buitengewoon moeilijke taak. Ganid en Jezus spraken veel met elkaar over de onderrichtingen van Philo en hoopten een paar lezingen van hem te kunnen bijwonen, maar tijdens hun hele verblijf in Alexandrië lag deze beroemde Hellenistische Jood ziek te bed.

130:3.10

Jezus liet zich tegenover Ganid lovend uit over veel in de Griekse filosofie en in de Stoïcijnse leer, maar hij hield de jongen de waarheid voor dat deze geloofsstelsels, evenals de onduidelijke leringen van sommigen van zijn eigen volk, slechts religies waren in de zin dat ze mensen ertoe brachten God te zoeken en een levende ervaring te krijgen van het kennen van de Eeuwige.


◄ 130:2
 
130:4 ►