◄ 129:0
Verhandeling 129
129:2 ►

Het latere volwassen leven van Jezus

1. Het zevenentwintigste jaar (A.D. 21)

129:1.1

In januari van dit jaar, a.d. 21, op een regenachtige zondagmorgen, nam Jezus zonder veel plichtplegingen afscheid van zijn familie; hij zei alleen dat hij naar Tiberias ging en daarna naar andere stadjes rond het meer van Galilea. Zo verliet hij hen, en hij zou nooit meer een vast lid van dat huisgezin zijn.

129:1.2

Hij bracht één week door in Tiberias, de nieuwe stad die spoedig de plaats van Sepforis zou innemen als hoofdstad van Galilea; en daar hij niets aantrof dat hem bijzonder interesseerde, ging hij verder via Magdala en Betsaïda naar Kafarnaüm, waar hij zijn tocht onderbrak om Zebedeüs, de vriend van zijn vader, te bezoeken. De zonen van Zebedeüs waren vissers; Zebedeüs zelf bouwde boten. Jezus van Nazaret was een deskundige ontwerper en bouwer; hij was een meester in het werken met hout en Zebedeüs was reeds geruime tijd bekend met de vakkundigheid van de handwerksman uit Nazaret. Zebedeüs dacht er al lang over om betere boten te gaan bouwen; hij legde Jezus nu zijn plannen voor en nodigde de timmerman die bij hem op bezoek was uit om dit samen met hem aan te pakken, en Jezus stemde meteen toe.

129:1.3

Jezus werkte slechts iets langer dan een jaar bij Zebedeüs, maar in die tijd ontwierp hij een nieuw type boot en voerde geheel nieuwe methoden in voor het bouwen van boten. Met een betere techniek en sterk verbeterde methoden om planken te stomen, begonnen Jezus en Zebedeüs boten te bouwen van een veel beter type, vaartuigen die veel veiliger waren om het meer te bezeilen dan de oudere typen. Verscheidene jaren lang had Zebedeüs meer werk met het opleveren van dit nieuwe type boten dan zijn kleine zaak aan kon; binnen vijf jaar waren praktisch alle boten op het meer afkomstig uit de werkplaats van Zebedeüs te Kafarnaüm. Jezus werd zeer bekend onder de vissers in Galilea als de ontwerper van de nieuwe boten.

129:1.4

Zebedeüs was tamelijk welgesteld; zijn scheepswerven lagen aan het meer ten zuiden van Kafarnaüm, en zijn huis lag iets verderop aan de kust, dichtbij het visserijcentrum Betsaïda. Jezus bleef meer dan een jaar in Kafarnaüm en woonde in die tijd bij Zebedeüs in huis. Hij had lang alleen gewerkt in de wereld, dat wil zeggen zonder vader, en hij genoot erg van deze tijd waarin hij met een vader-partner samenwerkte.

129:1.5

De vrouw van Zebedeüs, Salomé, was familie van Annas die vroeger hogepriester was geweest te Jeruzalem en nog steeds de invloedrijkste man bij de groep der Sadduceeën, daar het nog maar acht jaar geleden was dat hij was afgetreden. Salomé werd een grote bewonderaarster van Jezus. Zij hield van hem zoals zij van haar eigen zonen, Jakobus, Johannes en David hield, terwijl haar vier dochters Jezus als hun oudere broer beschouwden. Jezus ging dikwijls met Jakobus, Johannes en David vissen, en zij merkten dat hij niet alleen een deskundig botenbouwer, maar ook een ervaren visser was.

129:1.6

Dit hele jaar zond Jezus iedere maand geld aan Jakobus. Hij ging in oktober naar Nazaret terug om de bruiloft van Marta bij te wonen, en het duurde meer dan twee jaar voor hij opnieuw in Nazaret kwam, kort voor de dubbele bruiloft van Simon en Judas.

129:1.7

Dit gehele jaar bouwde Jezus boten en bleef hij het leven van mensen op aarde observeren. D ikwijls bezocht hij de pleisterplaats van de karavanen, want Kafarnaüm lag aan de vaste route die de karavanen volgden van Damascus naar het zuiden. Kafarnaüm was een sterke militaire post van de Romeinen, en de garnizoenscommandant was een niet-Joodse gelovi- ge in Jahweh, ‘een godvruchtig man,’ zoals de Joden zulke proselieten plachten te noe- men. Deze officier behoorde tot een welgestelde Romeinse familie, en hij had op zich genomen in Kafarnaüm een mooie synagoge te bouwen, die aan de Joden was geschonken kort voordat Jezus bij Zebedeüs kwam wonen. Jezus leidde dit jaar meer dan de helft van de tijd de diensten in deze nieuwe synagoge, en sommigen van de karavaanreizigers en-drijvers die toevallig deze diensten bijwoonden, herinnerden zich hem als de timmerman uit Nazaret.

129:1.8

Toen hij belasting moest gaan betalen, schreef Jezus zich in als ‘geschoold handwerksman te Kafarnaüm.’ Van die dag af tot aan het eind van zijn leven op aarde, stond hij bekend als inwoner van Kafarnaüm. Hij maakte nooit aanspraak op een andere wettige woonplaats, ofschoon hij, om verschillende redenen, toeliet dat anderen Damascus, Betanië, Nazaret, en zelfs Alexandrië als zijn woonplaats opgaven.

129:1.9

In de synagoge van Kafarnaüm trof hij vele nieuwe boeken aan in de kisten van de bibliotheek en hij bracht minstens vijf avonden per week door met diepgaande studie. Eén avond wijdde hij aan de omgang met oudere mensen en één avond bracht hij door met de jongeren. Er ging iets innemends en inspirerends van de persoonlijkheid van Jezus uit, en hierdoor werden jonge mensen steeds door hem aangetrokken. Hij zorgde er altijd voor dat zij zich bij hem op hun gemak voelden. Het grote geheim waardoor hij zo goed met hen kon opschieten, bestond wellicht in het tweeledige feit dat hij altijd belangstelde in wat zij deden, terwijl hij zelden advies gaf, tenzij zij er om vroegen.

129:1.10

Het gezin van Zebedeüs aanbad Jezus bijna, en zij ontbraken nooit bij de gesprekken van vragen en antwoorden die hij iedere avond na de maaltijd hield voordat hij naar de synagoge ging om te studeren. De jeugdige buren kwamen ook dikwijls binnen om deze bijeenkomsten na de maaltijd bij te wonen. Aan deze kleine gezelschappen gaf Jezus gevorderd onderricht op velerlei gebied, waarbij hij nooit verder ging dan men kon begrijpen. Hij sprak geheel vrijuit met hen wanneer hij zijn ideeën en idealen aangaande politiek, sociologie, wetenschap, en filosofie liet horen, maar hij veroorloofde zich nooit om met gezaghebbende finaliteit te spreken, behalve wanneer hij sprak over religie—de betrekking van de mens tot God.

129:1.11

Eens per week hield Jezus een bijeenkomst met de gehele huishouding en alle helpers in de werkplaatsen en op de wal, want Zebedeüs had veel mensen in dienst. Onder deze werklieden werd Jezus nu voor het eerst ‘de Meester’ genoemd. Zij hielden allemaal van hem. Hij genoot van zijn werk bij Zebedeüs in Kafarnaüm, maar hij miste de kinderen die buiten speelden naast de timmermanswerkplaats in Nazaret.

129:1.12

Van de zonen van Zebedeüs was Jakobus het meest geïnteresseerd in Jezus als leraar, als filosoof. Johannes hield het meest van zijn religieuze onderricht en opvattingen. David had respect voor hem als handwerksman, maar stelde weinig belang in zijn religieuze denkbeelden en filosofische onderricht.

129:1.13

Judas kwam dikwijls over op de Sabbat om Jezus in de synagoge te horen spreken en bleef daarna nog een tijdje om met hem te praten. Hoe meer Judas van zijn oudste broer zag, des te sterker raakte hij ervan overtuigd dat Jezus waarlijk een groot man was.

129:1.14

Dit jaar maakte Jezus grote vorderingen als opklimmend mens in het leren beheersen van zijn menselijke denken en bereikte hij nieuwe, hoge niveaus van bewust contact met zijn inwonende Gedachtenrichter.

129:1.15

Dit was het laatste jaar dat hij ergens vast woonde en werkte. Jezus zou nooit meer een heel jaar doorbrengen op één plaats of met één onderneming. De dagen van zijn pelgrimstochten op aarde kwamen nu snel naderbij. Perioden van intense activiteit lagen niet ver in de toekomst, maar tussen het eenvoudige, doch intens actieve leven dat achter hem lag en het nog intenser en nog inspannender leven van zijn openbare optreden, kwamen nu nog enkele jaren waarin hij lange reizen zou maken en persoonlijk actief zou zijn op zeer verschillende gebieden. Zijn vorming als mens van deze wereld moest voltooid zijn alvorens hij zijn loopbaan als leraar en prediker kon aanvangen als de vervolmaakte God-mens van de goddelijke, post-menselijke fasen van zijn zelfschenking op Urantia.


◄ 129:0
 
129:2 ►