◄ 127:3
Verhandeling 127
127:5 ►

De jongelingsjaren

4. Het negentiende jaar (A.D. 13)

127:4.1

Tegen deze tijd konden Jezus en Maria het veel beter samen vinden. Zij beschouwde hem minder als een zoon: hij was voor haar meer een vader voor haar kinderen geworden. Het dagelijks leven leverde een overvloed van praktische, directe moeilijkheden op. Zij spraken minder over zijn levenswerk, want naarmate de tijd verstreek, raakte hun beider denken geheel gericht op het levensonderhoud en het grootbrengen van hun gezin van vier jongens en drie meisjes.

127:4.2

Bij de aanvang van dat jaar had Jezus zijn moeder geheel gewonnen voor zijn methoden voor het opvoeden van kinderen—het positieve gebod om het goede te doen inplaats van de oudere Joodse methode van het verbieden van het doen van het kwade. Thuis en gedurende de tijd dat hij in het openbaar als leraar optrad, gebruikte Jezus steeds de positieve vorm van vermaning. Altijd en overal zei hij: ‘Je moet dit doen—je behoort dat te doen.’ De negatieve vorm van onderricht, die berustte op taboes van vroeger tijden, hanteerde hij nooit. Hij weerhield zich ervan het kwaad te benadrukken door het te verbieden, terwijl hij het goede verhief door het doen daarvan te gebieden. Het gebedsuur was in dit huisgezin de gelegenheid om van alles te bespreken wat met het welzijn van het gezin verband hield.

127:4.3

Jezus onderwierp zijn broers en zusjes reeds op zo’n jeugdige leeftijd aan een verstandige discipline, dat het zelden of nooit nodig was straf te geven om hen ertoe te brengen prompt en van harte te gehoorzamen. De enige uitzondering was Judas: bij verschillende gelegenheden vond Jezus het nodig hem straf op te leggen wanneer hij inbreuk maakte op de regels van het huis. Bij drie gelegenheden toen het verstandig geacht werd Judas straf te geven voor het opzettelijk overtreden van de gedragsregels van het gezin, overtredingen die hij zelf ook had bekend, werd zijn straf bepaald bij eenstemmig besluit van de oudere kinderen en stemde Judas er zelf mee in voordat de straf werd uitgevoerd.

127:4.4

Ofschoon Jezus in alles wat hij deed zeer methodisch en systematisch te werk ging, gaven zijn beleidsbeslissingen ook blijk van een weldadige elasticiteit van interpretatie en individuele aanpassing, waardoor alle kinderen zeer onder de indruk kwamen van de geest van rechtvaardigheid die hun vader-broer bezielde. Hij vroeg nooit willekeurige gehoorzaamheid van zijn broers en zusters, en deze onveranderlijke fairheid en het feit dat hij altijd rekening hield met persoonlijke factoren, maakten Jezus zeer geliefd in het hele gezin.

127:4.5

Jakobus en Simon trachtten, toen ze groter werden, de methode van Jezus toe te passen om hun strijdlustige en soms woedende vriendjes te kalmeren door overreding en door geen weerstand te bieden, en slaagden daar tamelijk goed in; Jozef en Judas evenwel, die thuis wel instemden met dit onderricht, waren er vlug bij om zich te verdedigen wanneer ze door hun kameraden werden aangevallen: vooral Judas kwam in strijd met de geest van deze leer. Maar het geen weerstand bieden was geen voorschrift in het gezin. Indien iemand zich niet hield aan persoonlijk onderricht stond daar geen straf op.

127:4.6

Alle kinderen, en vooral de meisjes, vroegen Jezus gewoonlijk raad inzake hun kinderproblemen en zij stelden evenveel vertrouwen in hem als zij in een liefdevolle vader gedaan zouden hebben.

127:4.7

Jakobus ontwikkelde zich tot een evenwichtige, gelijkmoedige jongeman, maar hij had niet zo’n geestelijke aanleg als Jezus. Hij kon veel beter leren dan Jozef die een trouwe werker werd, maar in nog mindere mate geestelijk was ingesteld. Jozef was een ploeteraar en bereikte niet het verstandelijke niveau van de andere kinderen. Simon was een jongen met goede bedoelingen maar hij droomde teveel. Het duurde lang voordat hij zijn plaats in het leven vond en hij gaf Jezus en Maria veel zorg. Hij was echter altijd een lieve jongen die het goed meende. Judas was een stokebrand. Hij had de hoogste idealen, maar een onbestendig temperament. Hij had alle kordaatheid en ondernemingslust van zijn moeder, en zelfs nog meer dan zij, maar hij miste veel van haar gevoel voor proporties en haar tact.

127:4.8

Mirjam was een evenwichtige, verstandige dochter met een levendige waardering voor edele en geestelijke zaken. Marta was traag wat denken en handelen betrof, maar een zeer betrouwbaar en praktisch kind. Baby Ruth was het zonnetje in huis; hoewel ze onnadenkend was in haar spreken, was ze heel oprecht van hart. Haar grote broer en vader aanbad ze bijna. Ze werd echter niet verwend. Ze was een mooi kind, maar toch niet zo bevallig als Mirjam, die de schoonheid van het hele gezin was, zoal niet van de hele stad.

127:4.9

In de loop der jaren gaf Jezus zich veel moeite om in het gezin de leer en gebruiken met betrekking tot de Sabbat, evenals vele andere aspecten van de godsdienst, te liberaliseren en te modificeren, en Maria stemde van harte in met al deze veranderingen. Tegen die tijd was Jezus het onbetwiste hoofd van het huisgezin geworden.

127:4.10

Dit jaar ging Judas voor het eerst naar school, en om de extra uitgaven daarvoor te bekostigen was het nodig dat Jezus zijn harp verkocht. Zo verdween het laatste instrument voor zijn genoegen en ontspanning. Hij hield er veel van om harp te spelen wanneer hij mentaal of lichamelijk vermoeid was, maar hij troostte zichzelf met de gedachte dat de harp nu tenminste niet meer in beslag genomen kon worden door de belastingontvanger.


◄ 127:3
 
127:5 ►