◄ 126:3
Verhandeling 126
126:5 ►

De twee cruciale jaren

4. De eerste preek in de synagoge

126:4.1

Toen Jezus vijftien jaar was geworden, kon hij officieel op de Sabbat in de synagoge op de kansel staan. Wanneer er geen sprekers waren, had men al vele malen eerder Jezus gevraagd uit de Schrift voor te lezen, maar nu was de tijd aangebroken dat hij volgens de wet de dienst kon leiden. Op de eerste Sabbat na zijn vijftiende verjaardag regelde de chazan daarom dat Jezus de ochtenddienst in de synagoge mocht leiden. Toen alle gelovigen in Nazaret bijeen waren gekomen, stond de jongeman, die zijn keuze uit de Schrift gemaakt had, op en begon te lezen:

126:4.2

‘De Geest des Heren God is op mij, omdat de Here mij gezalfd heeft; hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen, en om geestelijk gebondenen in vrijheid te stellen; om uit te roepen het jaar van het welbehagen des Heren en de dag des oordeels van onze God; om alle treurenden te troosten, om hun hoofdsieraad te geven voor as, vreugde-olie in plaats van rouw, een lofzang in plaats van de geest van smart, opdat zij bomen der gerechtigheid genoemd mogen worden, de planting des Heren, tot zijn verheerlijking.

126:4.3

‘Zoekt het goede en niet het kwade, opdat gij moogt leven, en zo zal de Heer, de God der heerscharen, met u zijn. Haat het kwade en hebt het goede lief en houdt het recht hoog in de poort. Misschien zal de Here God Jozefs rest genadig zijn.

126:4.4

‘Wast u, reinigt u, doet uw boze daden uit mijn ogen weg; houdt op kwaad te doen; leert goed te doen, tracht naar recht, geeft bijstand aan de verdrukten. Doet recht aan de wees, verdedigt de rechtszaak der weduwe.

126:4.5

‘Waarmede zal ik de Here tegemoet treden en mij buigen voor de Heer der ganse aarde? Zal ik hem tegemoet treden met brandofferen, met eenjarige kalveren? Zal de Here welgevallen hebben aan duizenden rammen, aan tienduizenden schapen, aan rivieren van olie? Zal ik mijn eerstgeborene geven voor mijn overtreding, de vrucht van mijn schoot voor de overtreding van mijn ziel? Neen! want de Heer heeft u bekend gemaakt, o mens, wat goed is. En wat vraagt de Heer van u anders dan recht te doen, barmhartigheid lief te hebben, en ootmoedig te wandelen met uw God?

126:4.6

‘Met wie dan wilt gij God vergelijken die troont boven het rond der aarde? Heft uw ogen naar omhoog en ziet: wie heeft dit alles geschapen? Hij, die het heer daarvan in groten getale uitleidt en elk daarvan bij name roept door de grootheid zijner sterkte en omdat hij geweldig van kracht is; er blijft niet één achter. Hij geeft kracht aan de zwakken en de machteloze vermeerdert hij sterkte. Vrees niet, want ik ben met u; wees niet versaagd, want ik ben uw God. Ik zal u sterken en u helpen; ja, ik zal u steunen met de rechterhand van mijn rechtvaardigheid, want ik ben de Heer uw God. En ik zal uw rechterhand omvat houden en tot u zeggen, vrees niet, want ik zal u helpen.

126:4.7

‘En gij zijt mijn getuige, zegt de Heer, en mijn dienaar die ik verkoren heb, opdat allen mij mogen kennen en mij geloven en verstaan dat ik de Eeuwige ben. Ik, ja ik, ben de Heer, en buiten mij is er geen verlosser.’

126:4.8

Toen hij aldus gelezen had, ging hij zitten en de mensen gingen naar huis en dachten na over de woorden die hij hun zo welluidend had voorgelezen. Nog nooit hadden zijn stadgenoten hem zo verheven en plechtig gezien; nooit hadden zij zijn stem zo ernstig en oprecht horen klinken; nooit hadden zij hem zich zo mannelijk, met zoveel beslistheid en gezag, zien gedragen.

126:4.9

Die Sabbatmiddag beklom Jezus met Jakobus de heuvel van Nazaret en toen zij weer thuis kwamen, schreef hij met houtskool op twee gladde plankjes de Tien Geboden in het Grieks. Later kleurde en versierde Marta deze plankjes en lange tijd hingen ze aan de muur boven de werkbank van Jakobus.


◄ 126:3
 
126:5 ►