Vijf families uit Nazaret waren te gast bij de familie van Simon van Betanië, of hadden zich bij hen gevoegd voor de viering van het Pascha; Simon had het paaslam voor het gezelschap gekocht. Het was het slachten van deze lammeren in zulke enorme aantallen dat Jezus zo van streek had gemaakt bij zijn bezoek aan de tempel. Zij waren van plan geweest om het Pascha te gebruiken met de familie van Maria, maar Jezus haalde zijn ouders ertoe over de uitnodiging aan te nemen om naar Betanië te komen.
Die avond kwamen zij bijeen voor de Paasriten en aten het geroosterde vlees met het ongezuurde brood en de bittere kruiden. Daar Jezus een nieuwe zoon des verbonds was, werd hem gevraagd de oorsprong van het Pascha te verhalen, en dit deed hij goed, maar hij bracht zijn ouders enigszins in verlegenheid door daarbij talrijke opmerkingen te plaatsen die een milde afspiegeling waren van de indruk die de zaken die hij zo kortgeleden had gezien en gehoord op zijn jeugdig, doch diep nadenkend gemoed hadden gemaakt. Dit was het begin van de ceremoniën van het Paasfeest, die zeven dagen duurden.
Ofschoon hij over deze zaken niet met zijn ouders sprak, was Jezus nu reeds begonnen bij zichzelf te overwegen of het gepast zou zijn om het Pascha te vieren zonder het geslachte lam. Hij was er voor zichzelf zeker van dat de Vader in de hemel niet ingenomen was met dit schouwspel van de offeranden, en naarmate de jaren verstreken, groeide het voornemen in hem om te eniger tijd de viering in te stellen van een Pascha zonder bloedvergieting.
Jezus sliep die nacht maar heel weinig. Zijn rust werd ernstig verstoord door weerzinwekkende dromen over slachten en lijden. Zijn gedachten waren verward en zijn hart werd verscheurd door de inconsequenties en absurditeiten in de theologie van het hele Joodse ceremoniële stelsel. Zijn ouders sliepen eveneens maar weinig. Zij waren ernstig van streek door de gebeurtenissen van de afgelopen dag. In hun hart waren zij geheel ondersteboven door de voor hen vreemde, vastberaden houding van de jongen. Maria werd erg zenuwachtig in het begin van de nacht, maar Jozef bleef kalm, ofschoon hij evenzeer voor raadselen stond. Ze waren beiden bang om deze problemen openlijk met de jongen te bespreken, ofschoon Jezus graag met zijn ouders had willen praten indien zij het hadden aangedurfd hem hiertoe aan te moedigen.
De tempeldiensten van de volgende dag waren veel aanvaardbaarder voor Jezus en verzachtten in belangrijke mate de nare herinneringen aan de vorige dag. De volgende morgen nam de jonge Lazarus Jezus met zich mee en samen begonnen ze systematisch Jeruzalem en omgeving te verkennen. Voor de dag ten einde was, had Jezus de verschillende plaatsen in en om de tempel ontdekt waar samenkomsten aan de gang waren voor onderricht en het beantwoorden van vragen; en afgezien van een paar bezoeken aan het heilige der heiligen om daar in verwondering te staren naar de voorhang en zich af te vragen wat zich daar eigenlijk wel achter mocht bevinden, bracht hij het grootste deel van zijn tijd op het terrein van de tempel door bij deze bijeenkomsten waar onderricht werd gegeven.
De gehele Paasweek hield Jezus zich aan zijn plaats te midden van de nieuwe zonen der wet, wat inhield dat hij moest plaatsnemen buiten het hek, waardoor alle personen die niet volledig burger van Israel waren, van de overigen werden gescheiden. Doordat hem op deze wijze werd ingeprent dat hij nog maar jong was, weerhield hij zich ervan de vele vragen te stellen die voortdurend bij hem opkwamen; hij weerhield zich althans daarvan totdat de viering van het Paasfeest voorbij was en deze beperkingen die de pas gewijde jongens waren opgelegd, werden opgeheven.
Op de woensdag van de Paasweek kreeg Jezus toestemming om met Lazarus mee naar huis te gaan en de nacht in Betanië door te brengen. Die avond hoorden Lazarus, Marta, en Maria Jezus spreken over tijdelijke en eeuwige, menselijke en goddelijke zaken, en vanaf die avond hielden zij alle drie van hem alsof hij hun eigen broer was.
Tegen het einde van de week zag Jezus Lazarus minder vaak, aangezien deze zelfs geen toegang had tot de buitenste kring in de tempel waar de discussies plaatsvonden, ofschoon hij wel aanwezig was bij enkele van de openbare voordrachten die in de buitenste voorhoven gegeven werden. Lazarus was wel van dezelfde leeftijd als Jezus, maar in Jeruzalem werden jongens zelden toegelaten tot de wijding tot zonen der wet voordat zij dertien jaar waren geworden.
Keer op keer gedurende deze Paasweek troffen de ouders van Jezus hem geheel alleen aan, terwijl hij ergens zat, diep in gedachten, met zijn jeugdige hoofd in zijn handen. Zij hadden dergelijk gedrag nog nooit van hem gezien, en omdat ze niet wisten dat zijn gedachten zo verward waren en zijn geest zo in beroering was door de ervaringen die hij doormaakte, waren ze zeer verslagen: ze wisten niet wat ze moesten doen. Ze waren blij dat de dagen van de Paasweek verstreken en verlangden ernaar hun zich zo vreemd gedragende zoon weer veilig terug te hebben in Nazaret.
Dag na dag overdacht Jezus zijn problemen. Tegen het einde van de week had hij al wel vele oplossingen gevonden; maar toen het tijd werd om naar Nazaret terug te keren, zoemde het in zijn jeugdige bewustzijn nog van tegenstrijdigheden, en tal van onbeantwoorde vragen en onopgeloste problemen verdrongen zich in zijn denken.
Voordat Jozef en Maria Jeruzalem verlieten, troffen ze, in het bijzijn van Jezus’ onderwijzer uit Nazaret, de definitieve regeling dat Jezus, wanneer hij de leeftijd van vijftien jaar zou hebben bereikt, zou terugkomen om te beginnen aan de lange studie aan een van de bekendste academies van de rabbi’s. Jezus vergezelde zijn ouders en onderwijzer bij hun bezoeken aan de school, maar zij waren allen verdrietig toen zij zagen hoe onverschillig hij scheen te zijn voor alles wat zij zeiden en deden. Maria was zeer pijnlijk getroffen door zijn reacties op het bezoek aan Jeruzalem, en Jozef wist zich totaal geen raad met de vreemde opmerkingen en het ongewone gedrag van de jongen.
Per slot van rekening was de Paasweek toch een grote gebeurtenis geweest in het leven van Jezus. Hij had genoten van de gelegenheid om tientallen jongens van zijn eigen leeftijd te ontmoeten, medekandidaten voor de wijding, en hij maakte van deze contacten gebruik om te weten te komen hoe de mensen leefden in Mesopotamië, Turkestan, en Parthië, en ook in de provincies van Rome in het Verre Westen. Hij was reeds tamelijk goed op de hoogte van de wijze waarop de jeugd in Egypte en andere streken in de buurt van Palestina opgroeide. Er waren op dat moment duizenden jonge mensen in Jeruzalem, en de jongen uit Nazaret maakte er met meer dan honderdvijftig kennis en had meer of minder uitgebreide gesprekken met hen. Hij was in het bijzonder geïnteresseerd in degenen die afkomstig waren uit het Verre Oosten en uit de verre landen in het Westen. Ten gevolge van deze contacten kreeg de jongen het verlangen om de wereld te bereizen, zodat hij te weten zou kunnen komen hoe de verschillende groepen van zijn medemensen voor hun levensonderhoud arbeidden.