◄ 121:5
Verhandeling 121
121:7 ►

De tijd van de zelfschenking van Michael

6. De Hebreeuwse godsdienst

121:6.1

Tegen het einde van de eerste eeuw voor Christus was het godsdienstig denken in Jeruzalem enorm beïnvloed en enigermate gewijzigd door Griekse culturele leringen en zelfs door de Griekse filosofie. In de lange strijd tussen de inzichten van de oosterse en westerse scholen van het Hebreeuwse denken, kozen Jeruzalem en de rest van het Westen en de Levant voor het Westers-Joodse of gemodificeerde Hellenistische gezichtspunt.

121:6.2

In de dagen van Jezus werden er voornamelijk drie talen gesproken in Palestina: het gewone volk sprak het een of andere dialect van het Aramees; de priesters en rabbi’s spraken Hebreeuws; de Joden uit de ontwikkelde klasse en de hogere bevolkingslagen spraken in het algemeen Grieks. De vroegtijdige vertaling te Alexandrië van de Hebreeuwse schrift in het Grieks droeg er in niet geringe mate toe bij dat de Griekse stroming in de Joodse cultuur en theologie vervolgens de overhand kreeg. De geschriften van de Christelijke leraren zouden spoedig in dezelfde taal het licht zien. De renaissance van het Joodse geloof begint met de Griekse vertaling van de Hebreeuwse Schrift. Deze was een invloed van vitaal belang, die later bepaalde dat Paulus’ cultus van het Christendom zich naar het Westen richtte in plaats van naar het Oosten.

121:6.3

Ofschoon de hellenistische geloofsopvattingen van de Joden slechts in zeer geringe mate beïnvloed werden door de leer van de Epicuristen, ondergingen ze wel in een essentieel opzicht de invloed van de filosofie van Plato en de leer der zelfverloochening van de Stoïcijnen. Het Vierde Boek der Maccabeeën is een voorbeeld van de grote veroveringen die het Stoïcisme maakte; de penetratie van de Platonische filosofie alsook van de leer der Stoïcijnen komt tot uiting in de Spreuken van Salomo. De hellenistische Joden gaven een dusdanig allegorische interpretatie aan de Hebreeuwse Schrift, dat zij zonder moeite de Hebreeuwse theologie in overeenstemming konden brengen met de door hen vereerde filosofie van Aristoteles. Dit alles leidde echter tot een rampzalige verwarring, totdat deze problemen ter hand werden genomen door Philo van Alexandrië, die ertoe overging om de Griekse filosofie en de Hebreeuwse theologie op elkaar af te stemmen en beide in te passen in een tamelijk goed samenhangend stelsel van religieus geloof en religieuze praktijk. Deze latere leer nu, die bestond uit een combinatie van Griekse filosofie en Hebreeuwse theologie, had in Palestina de overhand toen Jezus leefde en leerde, en Paulus gebruikte deze leer als grondslag waarop hij zijn verdergaande en meer verlichte cultus van het Christendom bouwde.

121:6.4

Philo was een groot leraar; na Mozes was er niemand geweest die zulk een diepgaande invloed had uitgeoefend op het ethische en religieuze denken van de westerse wereld. Inzake het combineren van de beste elementen in gelijktijdige ethische en godsdienstige onderrichtingen, zijn er zeven belangrijke menselijke leraren geweest: Sethard, Mozes, Zarathustra, Lao-Tse, Boeddha, Philo en Paulus.

121:6.5

Vele, doch niet alle, inconsequente ideeën van Philo, die voortkwamen uit zijn pogen om de Griekse mystieke filosofie en de Romeinse Stoïcijnse leerstellingen te combineren met de legalistische theologie van de Hebreeën, werden door Paulus als zodanig herkend en wijselijk uit de grondslagen van zijn voor-Christelijke theologie geëlimineerd. Philo was de wegbereider die het Paulus mogelijk maakte het begrip van de Paradijs-Triniteit, dat lang gesluimerd had in de Joodse theologie, in een vollediger vorm te restaureren. Slechts in één opzicht slaagde Paulus er niet in Philo te evenaren of de leer van deze rijke en goed onderlegde Jood uit Alexandrië te overtreffen, en dat was in de leer der verzoening; Philo’s leer betekende bevrijding van de leer dat vergeving alleen verkregen kon worden door bloedstorting. Het is mogelijk dat hij de werkelijkheid en aanwezigheid van de Gedachtenrichters ook duidelijker zag dan Paulus. Maar Paulus’ theorie over de erfzonde, de leerstellingen inzake erfelijke schuld en aangeboren kwaad en de verlossing daarvan, hadden ten dele een Mithraïsche oorsprong en weinig gemeen met de Hebreeuwse theologie, de filosofie van Philo, of het onderricht van Jezus. Sommige aspecten van Paulus’ leer aangaande de erfzonde en de verzoening stamden van hemzelf.

121:6.6

Het Evangelie van Johannes, het laatste verslag van Jezus’ leven op aarde, richtte zich tot de westerse volkeren en brengt het verhaal vooral vanuit het gezichtspunt van de latere Alexandrijnse Christenen, die ook volgelingen waren van de leer van Philo.

121:6.7

Omstreeks de tijd van Christus vond er te Alexandrië een merkwaardige verandering plaats in de gevoelens ten opzichte van de Joden, en vanuit dit vroegere Joodse bolwerk begon zich nu een kwaadaardige golf van vervolging te verbreiden, die zelfs Rome bereikte, waar vele duizenden verbannen werden. Maar deze campagne om de Joden in een kwaad daglicht te stellen, was geen lang leven beschoren; zeer spoedig herstelde de keizerlijke regering in het gehele rijk volledig de beknotte vrijheid der Joden.

121:6.8

In de gehele wereld hielden alle Joden, waar zij zich ook verspreid hadden door hun handel of door onderdrukking, eenstemmig hun hart gericht op de heilige tempel te Jeruzalem. De Joodse theologie bleef inderdaad in leven zoals zij werd vertolkt en beoefend te Jeruzalem, ondanks het feit dat deze theologie verschillende malen uit de vergetelheid werd gered door de tijdige tussenkomst van bepaalde Babylonische leraren.

121:6.9

Zeker tweeëneenhalf miljoen van deze Joden in de verstrooiing waren gewoon naar Jeruzalem te gaan voor de viering van hun nationale religieuze feestdagen. En welke verschillen er ook waren op theologisch of filosofisch gebied tussen de Oosterse (Babylonische) en Westerse (Hellenistische) Joden, allen zagen zij Jeruzalem als het centrum van hun godsdienst en allen zagen voortdurend uit naar de komst van de Messias.


◄ 121:5
 
121:7 ►