Tijd en ruimte zijn een vereend mechanisme van het meester-universum. Het zijn de middelen waardoor eindige schepselen in staat worden gesteld in de kosmos te coëxisteren met de Oneindige. Eindige schepselen worden door tijd en ruimte doeltreffend geïsoleerd van de absolute niveaus. Deze isolatiemiddelen, zonder welke geen sterveling zou kunnen bestaan, opereren echter ook rechtstreeks als beperkingen van het bereik van eindige activiteit. Zonder deze isolatiemiddelen zou geen schepsel kunnen handelen, maar door deze middelen worden de handelingen van ieder schepsel duidelijk beperkt.
Mechanismen die door hogere vormen van bewustzijn worden voortgebracht, functioneren ter bevrijding van de bronnen die hen scheppen, maar beperken steeds tot op zekere hoogte de activiteit van alle ondergeschikte denkende wezens. Voor de schepselen van de universa wordt deze beperking zichtbaar als het mechanisme van de universa. De mens heeft geen ongebonden vrije wil; er zijn beperkingen aan zijn keuzemogelijkheid, maar binnen de radius van deze keuzemogelijkheid is zijn wil relatief soeverein.
Het levensmechanisme van de sterfelijke persoonlijkheid, het menselijk lichaam, is het product van een bovensterfelijk scheppingsontwerp, en kan daarom nooit volmaakt beheerst worden door de mens zelf. Pas wanneer de opgaande mens, in verbintenis met de met hem gefuseerde Richter, zelf het mechanisme voor de uitdrukking van persoonlijkheid schept, zal hij vervolmaakte beheersing hiervan bereiken.
Het groot universum is zowel een mechanisme als een organisme, mechanisch en levend—een levend mechanisme geactiveerd door een Allerhoogst Bewustzijn, dat samenwerkt met een Allerhoogste Geest en uitdrukking vindt op maximale niveaus van kracht-en persoonlijkheidsvereniging als de Allerhoogste. Maar het ontkennen van het mechanisme van de eindige schepping is het ontkennen van feiten en het negeren van de werkelijkheid.
Mechanismen zijn producten van bewustzijn, scheppend bewustzijn werkzaam op en in kosmische potentialiteiten. Mechanismen zijn de vaste kristalliseringen van Schepper-gedachten en zij functioneren steeds exact volgens het volitionele denkbeeld dat hen heeft doen ontstaan. Maar de doelgerichtheid van ieder mechanisme ligt in zijn oorsprong, niet in zijn functie.
Ge moet u deze mechanismen niet voorstellen als beperkingen van de activiteit van de Godheid; het is veeleer zo dat juist in deze mechanismen de Godheid één fase van eeuwige uitdrukking heeft bereikt. De fundamentele mechanismen van het universum zijn tot aanzijn gekomen in antwoord op de absolute wil van de Eerste Bron en Centrum, en daarom zullen zij eeuwig in werking blijven, in volmaakte harmonie met het plan van de Oneindige; het zijn inderdaad de niet-volitionele patronen van dat plan zelf.
Wij begrijpen wel enigszins hoe het mechanisme van het Paradijs gecorreleerd is met de persoonlijkheid van de Eeuwige Zoon: dit is namelijk de functie van de Vereend Handelende Geest. En wij hebben wel theorieën aangaande de werkingen van het Universeel Absolute met betrekking tot de theoretische mechanismen van het Ongekwalificeerde en de potentiële persoon van de Absolute Godheid. Maar in de evoluerende Godheden van de Allerhoogste en Ultieme zien wij dat bepaalde onpersoonlijke fasen daadwerkelijk verenigd worden met hun volitionele tegenhangers, en zo komt er een nieuwe betrekking tussen patroon en persoon tot ontwikkeling.
In de eeuwigheid van het verleden bereikten de Vader en de Zoon vereniging in de eenheid van hun uitdrukking door de Oneindige Geest. Mochten in de eeuwigheid van de toekomst de Schepper-Zonen en de Scheppende Geesten van de plaatselijke universa in tijd en ruimte scheppende eenheid bereiken in de gebieden van de buiten-ruimte, wat zou deze eenheid dan scheppen als de gecombineerde uitdrukking van hun beider goddelijke natuur? Het is zeer wel mogelijk dat wij dan getuige zullen zijn van een tot nu toe ongeopenbaarde manifestatie van de Ultieme Godheid, een nieuw type superbestuurder. Dergelijke wezens zouden unieke prerogatieven van persoonlijkheid in zich dragen, want zij zouden de eenheid zijn van de persoonlijke Schepper, de onpersoonlijke Scheppende Geest, de ervaring van sterfelijke schepselen en de toenemende personalisatie van de Goddelijke Hulp en Bijstand. Zulke wezens zouden ultiem kunnen zijn, in de zin dat zij persoonlijke en onpersoonlijke werkelijkheid zouden omvatten, terwijl zij de ervaringen van Schepper en schepsel zouden combineren. Wat de attributen van die derde personen van deze gepostuleerde functionerende triniteiten van de scheppingen in de buiten-ruimte ook mogen zijn, zij zullen enigszins dezelfde betrekking onderhouden met hun Schepper-Vaders en hun Scheppende Moeders als de Oneindige Geest onderhoudt met de Universele Vader en de Eeuwige Zoon.
God de Allerhoogste is de personalisatie van alle ervaring in het universum, de focalisatie van alle eindige evolutie, de maximalisering van alle schepsel-werkelijkheid, de voleinding van kosmische wijsheid, de belichaming van alle harmonieuze schoonheid der galactische stelsels in de tijd, de waarheid van betekenissen in het kosmisch bewustzijn, en de goedheid van allerhoogste geest-waarden. En God de Allerhoogste zal in de eeuwige toekomst deze veelvoudige eindige diversiteiten tot synthese brengen in één experiëntieel betekenisvol geheel, evenals deze nu op absolute niveaus existentieel verenigd zijn in de Paradijs-Triniteit.