◄ 118:9
Verhandeling 118
119:0 ►

Allerhoogst en Ultiem—tijd en ruimte

10. Functies der voorzienigheid

118:10.1

De voorzienigheid houdt niet in dat God al vooraf alle dingen voor ons heeft besloten. God heeft ons daarvoor te lief, want dit zou niet minder dan kosmische tyrannie zijn. De mens heeft relatieve vermogens tot keuze. En de goddelijke liefde is niet de kortzichtige genegenheid die de mensenkinderen teveel zou toegeven en verwennen.

118:10.2

De Vader, Zoon en Geest—als de Triniteit—zijn niet de Almachtig Allerhoogste, maar de allerhoogste macht van de Almachtige kan zonder hen nooit manifest zijn. De groei van de Almachtige is gericht op de Absoluten van actualiteit en stoelt op de Absoluten van potentialiteit. Maar de functies van de Almachtig Allerhoogste zijn verwant aan de functies van de Paradijs-Triniteit.

118:10.3

Het lijkt zo te zijn dat in de Allerhoogste alle fasen van universum-activiteit ten dele herenigd worden door de persoonlijkheid van deze experiëntiële Godheid. Wanneer wij derhalve de Triniteit als één God wensen te beschouwen, en deze opvatting beperken tot het huidige bekende en georganieerde groot universum, ontdekken wij dat de evoluerende Allerhoogste de gedeeltelijke uitbeelding is van de Paradijs-Triniteit. Bovendien blijkt ons dan dat deze Allerhoogste Godheid evolueert als de persoonlijkheidssynthese van eindige materie, bewustzijn en geest in het groot universum.

118:10.4

De Goden hebben attributen, maar de Triniteit heeft functies, en evenals de Triniteit zelve is de voorzienigheid een functie, het composiet van de anders-dan-persoonlijke albeheersing over het universum der universa, reikend van de evolutionaire niveaus van de Zevenvoudige die tot synthese komen in de kracht van de Almachtige, tot steeds hogere niveaus, door de transcendentale gebieden van de Ultimiteit der Godheid heen.

118:10.5

God heeft ieder schepsel lief als zijn kind, en die liefde beschut ieder schepsel door alle tijd en eeuwigheid heen. De voorzienigheid functioneert met betrekking tot het totaal en heeft te maken met de functie van ieder schepsel voorzover deze functie verband houdt met het totaal. De tussenkomst der voorzienigheid met betrekking tot enig wezen is een aanwijzing van het gewicht van de functie van dat wezen wat de evolutionaire groei van een bepaald totaal aangaat; een dergelijk totaal kan het totale ras zijn, de totale natie, de totale planeet, of zelfs een hoger totaal. Het is het gewicht van de functie van het schepsel dat aanleiding geeft tot tussenkomst der voorzienigheid, niet de belangrijkheid van het schepsel als persoon.

118:10.6

Niettemin kan de Vader, als persoon, te allen tijde met vaderlijke hand tussenbeide komen in de stroom der kosmische gebeurtenissen, geheel overeenkomstig de wil van God, in overeenstemming met de wijsheid van God en gemotiveerd door de liefde van God.

118:10.7

Doch wat de mens voorzienigheid noemt, is maar al te vaak het product van zijn eigen verbeelding, de gelukkige samenloop van toevallige gebeurtenissen. Er is echter een werkelijke, wordende voorzienigheid in het eindige gebied van universum-bestaan, een ware, zich actualiserende correlatie van de energieën der ruimte, de bewegingen van de tijd, de gedachten van het intellect, de idealen van het sterke karakter, de verlangens van geestelijke naturen en de doelgerichte wilsdaden van evoluerende persoonlijkheden. De aangelegenheden van de materiële gebieden vinden hun finale eindige integratie in de tegenwoordigheden van de Allerhoogste en de Ultieme, die in elkaar grijpen.

118:10.8

Wanneer door de albeheersing van bewustzijn de mechanismen van het groot universum vervolmaakt worden tot het punt van finale precisie, en wanneer het bewustzijn van schepselen opklimt tot de volmaaktheid van goddelijkheidsniveaus door een vervolmaakte integratie met geest, en wanneer de Allerhoogste dientengevolge tevoorschijn treedt als actuele vereniger van al deze fenomenen in het universum, dan wordt de voorzienigheid steeds beter waarneembaar.

118:10.9

Sommige verbazingwekkend gelukkige omstandigheden die zich van tijd tot tijd op de evolutionaire werelden voordoen, zijn wellicht toe te schrijven aan de geleidelijk tevoorschijn tredende tegenwoordigheid van de Allerhoogste, een voorsmaak van zijn toekomstige activiteiten in het universum. Het merendeel van wat een sterveling voorzienigheid zou noemen is dit niet; zijn beoordeling van deze zaken wordt zeer belemmerd door het ontbreken van een vèrziende visie op de ware zin en bedoeling van zijn levensomstandigheden. Veel van wat een sterveling geluk noemt, zou in werkelijkheid wel eens ongeluk kunnen zijn: de glimlach van de fortuin die onverdiend gemak en rijkdom schenkt, is misschien de grootste ramp die een mens kan overkomen; de schijnbare wreedheid van een pervers noodlot dat een lijdende sterveling met beproevingen overstelpt, is misschien in werkelijkheid het vuur dat het weke ijzer van een onvolwassen persoonlijkheid omsmelt tot het geharde staal van werkelijk karakter.

118:10.10

Er bestaat een voorzienigheid in de evoluerende universa, en deze kan door schepselen slechts worden ontdekt voorzover zij de capaciteit hebben verworven om het doeleinde van de evoluerende universa te zien. De volledige capaciteit om universum-doeleinden te onderscheiden, staat gelijk aan de evolutionaire voltooiing van een schepsel en kan anders worden uitgedrukt als het bereiken van de Allerhoogste binnen de beperkingen van de huidige staat van de onvolledige universa.

118:10.11

De liefde van de Vader werkt rechtstreeks in het hart van het individu, onafhankelijk van de acties of reacties van alle andere individuen: de verhouding is persoonlijk—de mens en God. De onpersoonlijke tegenwoordigheid van de Godheid (Almachtig Allerhoogste en Paradijs-Triniteit) legt zorg aan de dag voor het geheel, niet voor het onderdeel. De voorzienigheid van de albeheersing door het Allerhoogst bewind wordt in toenemende mate duidelijk naargelang de successieve delen van het universum vorderen in het bereiken van hun eindige bestemming. Naargelang de stelsels, constellaties, universa en superuniversa bestendigd worden in licht en leven, treedt de Allerhoogste in toenemende mate tevoorschijn als de bedoelingsvolle correlator van al hetgeen duidelijk wordt, terwijl de Ultieme geleidelijk tevoorschijn treedt als de transcendentale vereniger van alle dingen.

118:10.12

In het prille begin van een evolutionaire wereld lijken de natuurlijke gebeurtenissen van de materiële orde en de persoonlijke verlangens van mensen dikwijls met elkaar in strijd. Veel van wat er op een evoluerende wereld plaatsvindt, is voor de sterveling tamelijk moeilijk te begrijpen—de wet van de natuur is zo vaak ogenschijnlijk wreed, harteloos en onverschillig voor al hetgeen naar menselijk begrip waar, schoon en goed is. Maar naargelang het mensdom voortschrijdt in zijn planetaire ontwikkeling, nemen wij waar dat dit gezichtspunt door de volgende factoren wordt gemodificeerd:

118:10.13

1. De breder wordende visie van de mens: zijn toegenomen begrip van de wereld waarin hij leeft; zijn groeiende capaciteit om de materiële feiten in de tijd, de zinvolle ideeën van het denken en de waardevolle idealen van het geestelijk inzicht te begrijpen. Zolang mensen alleen de maatstaf van fysische dingen aanleggen, is er geen hoop dat zij ooit eenheid in tijd en ruimte vinden.

118:10.14

2. Het toenemende beheersingsvermogen van de mens—de geleidelijke accumulatie van kennis van de wetten der materiële wereld, de doeleinden van het geestelijk bestaan, en de mogelijkheden tot filosofische coördinatie van deze twee werkelijkheden. Als wilde stond de mens hulpeloos tegenover de aanslagen van natuurkrachten, en was hij een slaaf onder de wrede tyrannie van zijn eigen innerlijke angsten. De half-geciviliseerde mens begint de schatkamers der geheimen van de gebieden der natuur te ontsluiten; zijn wetenschap vernietigt langzaam maar doeltreffend zijn bijgeloof en biedt hem tegelijkertijd een nieuwe, bredere basis van feiten om de betekenissen der filosofie en de waarden van ware geestelijke ervaring te kunnen begrijpen. Als geciviliseerd wezen zal de mens de fysische krachten van zijn planeet eens relatief leren beheersen; de liefde voor God in zijn hart zal doeltreffend worden uitgestort als liefde voor zijn medemens, terwijl de waarden van het menselijk bestaan de grenzen van de capaciteit van stervelingen zullen benaderen.

118:10.15

3. ’s Mensen integratie in het universum—de toename van ’s mensen inzicht plus de toename van zijn experiëntiële verworvenheden brengen de mens tot inniger harmonie met de verenigende tegenwoordigheden van het Allerhoogst Bewind—de Paradijs-Triniteit en de Allerhoogste. Dit nu stelt de soevereiniteit van de Allerhoogste in op de werelden die reeds lang in licht en leven zijn bestendigd. Deze gevorderde planeten zijn inderdaad gedichten van harmonie, beelden van de schoonheid van verworven goedheid die door het zoeken naar kosmische waarheid is bereikt. Indien er dergelijke dingen met een planeet kunnen gebeuren, dan kunnen er nog grotere dingen gebeuren met een stelsel en met de nog grotere eenheden in het groot universum, naargelang ook deze een bestendige toestand bereiken die erop wijst dat de potentialiteiten tot eindige groei zijn uitgeput.

118:10.16

Op een planeet van deze gevorderde orde is de voorzienigheid een actualiteit geworden, de aangelegenheden des levens zijn gecorreleerd, maar dit komt niet alleen doordat de mens de materiële problemen van zijn wereld heeft leren beheersen. Het komt ook doordat de mens is begonnen te leven in overeenstemming met de tendens van de universa: hij volgt het pad van het Allerhoogst Bewind om de Universele Vader te bereiken.

118:10.17

Het koninkrijk Gods is in de harten der mensen, en wanneer dit koninkrijk een actualiteit wordt in het hart van ieder individu op een gegeven wereld, dan is Gods heerschappij op de planeet actueel geworden. En dit is de verworven soevereiniteit van de Allerhoogste.

118:10.18

Om de voorzienigheid te realiseren in de tijd, moet de mens de taak van het bereiken van volmaaktheid volbrengen. Maar de mens kan van deze voorzienigheid in haar eeuwigheidsbetekenissen reeds nu een voorsmaak genieten, wanneer hij het universum-feit overdenkt dat alle dingen, goed en kwaad, samenwerken voor de vooruitgang van Godkennende stervelingen op hun zoektocht naar de Vader van allen.

118:10.19

De voorzienigheid wordt in toenemende mate waarneembaar wanneer de mensen vanuit het materiële omhoog reiken naar het geestelijke. Het bereiken van de voltooiing van geestelijk inzicht stelt de opgaande persoonlijkheid in staat harmonie te bespeuren in wat daarvoor chaos was. Zelfs morontia-mota vormen werkelijk een stap vooruit in deze richting.

118:10.20

De voorzienigheid is gedeeltelijk de albeheersing van de onvolledige Allerhoogste die gema- nifesteerd wordt in de onvolledige universa en moet daarom altijd zijn:

118:10.21

1. gedeeltelijk—vanwege de onvolledige actualisatie van de Allerhoogste, en

118:10.22

2. onvoorspelbaar—vanwege de schommelingen in de instelling van het schepsel, die immer van niveau tot niveau varieert en zo de ogenschijnlijk veranderlijke reciproque reactie in de Allerhoogste veroorzaakt.

118:10.23

Wanneer mensen bidden om tussenkomst van de voorzienigheid in de omstandigheden van hun leven, is het antwoord op hun gebed dikwijls hun eigen veranderde houding tegenover het leven. De voorzienigheid echter is niet willekeurig, en evenmin is zij grillig of magisch. De voorzienigheid is het langzame, zekere tevoorschijn treden van de machtige soeverein van de eindige universa, wiens majestueuze tegenwoordigheid door evoluerende schepselen nu en dan wordt bespeurd op hun wegen van voortgang door de universa. De voorzienigheid is de veilige, zekere mars van de galactische stelsels in de ruimte en de persoonlijkheden uit de tijd naar de doeleinden der eeuwigheid, eerst in de Allerhoogste, dan in de Ultieme, en misschien in de Absolute. En wij geloven dat in de oneindigheid dezelfde voorzienigheid bestaat, namelijk de wil, de handelingen, het voornemen van de Paradijs-Triniteit, die aldus het kosmische panorama van het ontstaan van universa na universa motiveert.

118:10.24

[Opgesteld onder de verantwoordelijkheid van een Machtige Boodschapper die tijdelijk op Urantia verblijft.]


◄ 118:9
 
Verhandeling 119 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.