◄ 105:0
Verhandeling 105
105:2 ►

Godheid en werkelijkheid

1. Het filosofische begrip van de IK BEN

105:1.1

Absolute oerveroorzaking in de oneindigheid kennen de filosofen van de universa toe aan de Universele Vader functionerend als de oneindige, de eeuwige en de absolute IK BEN.

105:1.2

Er kleven allerlei gevaren aan de presentatie van dit idee van een oneindige IK BEN aan het sterfelijke intellect, aangezien dit begrip zover afligt van het menselijke experiëntiële inzicht, dat er ernstige vervorming van begrippen en misvatting van waarden optreedt. Niettemin wordt eindige wezens door het filosofische begrip van de IK BEN een bepaalde basis geboden, van waaruit zij kunnen trachten tot een gedeeltelijk begrip van absolute oorsprongen en oneindige bestemmingen te komen. Doch bij al onze pogingen om de genese en rijpheid der werkelijkheid te verhelderen, moet duidelijk worden gesteld dat dit begrip van de IK BEN in alle persoonlijkheidsbetekenissen en -waarden synoniem is met de Eerste Persoon der Godheid, de Universele Vader van alle persoonlijkheden. Dit postulaat van de IK BEN is evenwel niet zo duidelijk identificeerbaar in niet-vergoddelijkte gebieden van de universele werkelijkheid.

105:1.3

De IK BEN is de Oneindige; de IK BEN is ook de oneindigheid. Vanuit het sequentiële tijdsgezichtspunt heeft alle werkelijkheid zijn oorsprong in de oneindige IK BEN, wiens solitaire bestaan in de voorbije oneindige eeuwigheid het voornaamste filosofische postulaat van een eindig schepsel moet zijn. Het begrip van de IK BEN impliceert ongekwalificeerde oneindigheid, de ongedifferentieerde werkelijkheid van al hetgeen in een oneindige eeuwigheid ooit zou kunnen zijn.

105:1.4

Als existentieel begrip is de IK BEN vergoddelijkt noch onvergoddelijkt, actueel noch potentieel, persoonlijk noch onpersoonlijk, statisch noch dynamisch. Op de Oneindige is geen kwalificatie van toepassing, behalve de uitspraak dat de IK BEN is. Het filosofische postulaat van de IK BEN is een universum-begrip dat nog iets moeilijker te begrijpen is dan dat van het Ongekwalificeerd Absolute.

105:1.5

Voor het eindige bewustzijn moet er eenvoudig een begin zijn, en ofschoon de werkelijkheid nooit een werkelijk begin heeft gekend, manifesteert de werkelijkheid wel bepaalde betrekkingen tot de oneindigheid als bron. De primordiale, prerealiteit-situatie kunt ge u ongeveer als volgt denken: op een oneindig ver hypothetisch verleden-eeuwigheidsmoment, kunt ge u de IK BEN voorstellen als zowel ding als geen ding, als zowel oorzaak als gevolg, als zowel wilsvermogen als respons. Op dit hypothetische eeuwigheidsmoment is er in de gehele oneindigheid geen differentiatie. De oneindigheid is gevuld met de Oneindige: de Oneindige omvat de Oneindigheid. Dit is het hypothetische statische moment der eeuwigheid: actuele werkelijkheden zijn nog opgesloten binnen hun potentialiteiten, en potentialiteiten zijn nog niet verschenen binnen de oneindigheid van de IK BEN. Maar zelfs in deze speculatieve situatie moeten wij het bestaan aannemen van de mogelijkheid van wilsvermogen.

105:1.6

Onthoudt altijd dat ’s mensen verstaan van de Universele Vader een persoonlijke ervaring is. God, als uw geestelijke Vader, is begrijpelijk voor u en voor alle andere stervelingen; maar uw experiëntiële, eerbiedige voorstelling van de Universele Vader moet altijd minder omvatten dan uw filosofische postulaat van de oneindigheid van de Eerste Bron en Centrum, de IK BEN. Wanneer wij van de Vader spreken, bedoelen wij God zoals hij begrijpelijk is voor zijn schepselen, zowel hoog als laag, maar de Godheid omvat veel meer dat niet begrijpelijk is voor de schepselen in het universum. God, uw Vader en mijn Vader, is die fase van de Oneindige die wij in onze persoonlijkheid waarnemen als een actuele, experientiële werkelijkheid, maar de IK BEN blijft immer over als onze hypothese aangaande alles waarvan wij voelen dat het onkenbaar is in de Eerste Bron en Centrum. En zelfs deze hypothese blijft waarschijnlijk ver achter bij de ondoorgrondelijke oneindigheid van de oorspronkelijke werkelijkheid.

105:1.7

Het universum van universa, met de ontelbare schare persoonlijkheden die het bewoont, is een enorm, complex organisme, maar de Eerste Bron en Centrum is oneindig complexer dan de universa en persoonlijkheden die werkelijk zijn geworden in antwoord op zijn weloverwogen mandaten. Wanneer ge met ontzag vervuld zijt voor de grootsheid van het meester-universum, sta dan ook stil bij het feit dat zelfs deze onvoorstelbare schepping niet meer dan een gedeeltelijke openbaring kan zijn van de Oneindige.

105:1.8

De oneindigheid is inderdaad ver verwijderd van het ervaringsniveau van het sterfelijke begrip, maar juist in dit tijdperk op Urantia zijn uw denkbeelden aangaande de oneindigheid in ontwikkeling, en zij zullen zich steeds blijven ontwikkelen gedurende uw eindeloze loopbaan die zich uitstrekt tot in de toekomstige eeuwigheid. Ongekwalificeerde oneindigheid is zonder betekenis voor het eindige schepsel, maar de oneindigheid is in staat zichzelf te beperken en kan zich als werkelijkheid uitdrukken voor universum-existenties van alle niveaus. En het gelaat dat de Oneindige alle persoonlijkheden in het universum toewendt, is het gelaat van een Vader, de Universele Vader van liefde.


◄ 105:0
 
105:2 ►