◄ 102:5
Verhandeling 102
102:7 ►

De grondslagen van het religieuze geloofsvertrouwen

6. De zekerheid van het religieuze geloofsvertrouwen

102:6.1

De filosofische uitschakeling van de religieuze vrees en de gestage vooruitgang van de natuurwetenschap dragen sterk bij tot het uitsterven van de valse goden; en ook al vertroebelen deze slachtoffers onder de door de mens gemaakte godheden de geestelijke blik voor korte tijd, toch vernietigen zij uiteindelijk de onwetendheid en het bijgeloof die de levende God van eeuwige liefde zo lang in duisternis hebben gehuld. De verhouding tussen het schepsel en de Schepper is een levende ervaring, een dynamisch religieus geloofsvertrouwen, dat zich niet leent voor precieze definiëring. Wanneer ge een deel van het leven isoleert en dit deel religie noemt, doet ge het leven uiteenvallen en vervormt ge de religie. Dit is ook precies de reden waarom de God die aanbeden wordt alle trouw en toewijding opeist of geen.

102:6.2

De goden van de primitieve mensen waren wellicht niet meer dan de schaduwbeelden van deze mensen zelf, maar de levende God is het goddelijk licht welks onderbrekingen de scheppingsschaduwen in de ganse ruimte vormen.

102:6.3

De religieuze mens met filosofische verworvenheden heeft geloofsvertrouwen in een persoonlijke God van het persoonlijk heil, een God die meer is dan een realiteit, een waarde, een bereikt niveau, een verheven proces, een transmutatie, het ultieme van de tijd-ruimte, een idealisatie, de personalisatie van energie, de entiteit van de zwaartekracht, een projectie van de mens, de idealisering van het zelf, de opwaartse druk van de natuur, de geneigdheid tot goedheid, de voorwaartse drang van de evolutie, of een sublieme hypothese. De religieuze mens heeft geloofsvertrouwen in een God van liefde. Liefde is de essentie van religie en de bron van hogere civilisatie.

102:6.4

Geloofsvertrouwen transformeert de filosofische God der waarschijnlijkheid tot de reddende God van zekerheid in de persoonlijke religieuze ervaring. Het scepticisme kan de theorieën van de theologie wel aanvechten, maar vertrouwen in de betrouwbaarheid van de persoonlijke ervaring bevestigt de waarheid van het geloof dat tot geloofsvertrouwen is uitgegroeid.

102:6.5

Door verstandig redeneren kan men wel tot overtuigingen komen aangaande God, maar de individuele mens wordt alleen Godkennend door geloofsvertrouwen, door persoonlijke ervaring. In vele zaken die met uw leven te maken hebben, dient ge rekening te houden met waarschijnlijkheid, doch wanneer ge in aanraking komt met kosmische realiteit, kunt ge zekerheid ervaren wanneer ge zulke begrippen en waarden benadert vanuit een levend geloofsvertrouwen. De ziel die God kent durft ‘Ik weet’ te zeggen, zelfs wanneer deze kennis van God in twijfel wordt getrokken door de ongelovige, die een dergelijke zekerheid loochent, omdat zij niet geheel door intellectuele logica wordt ondersteund. De gelovige geeft al deze twijfelaars slechts ten antwoord: ‘Hoe weet gij dat ik niet weet?’

102:6.6

Terwijl de rede altijd het geloofsvertrouwen kan onderzoeken, kan het geloofsvertrouwen steeds zowel de rede als de logica aanvullen. De rede schept de waarschijnlijkheid die het geloofsvertrouwen kan transformeren tot een morele zekerheid, ja zelfs een geestelijke ervaring. God is de eerste waarheid en het laatste feit; daarom vindt alle waarheid haar oorsprong in hem, terwijl alle feiten met betrekking tot hem bestaan. God is absolute waarheid. Als waarheid kan men God kennen, doch om God te verstaan—te verklaren—dient men het feit van het universum van universa te onderzoeken. De geweldige kloof die er bestaat tussen de ervaring van de waarheid van God en de onbekendheid met het feit van God, kan alleen door levend geloof worden overbrugd. De rede alleen kan geen harmonie tot stand brengen tussen oneindige waarheid en het universele feit.

102:6.7

Een geloofsovertuiging is soms niet in staat het hoofd te bieden aan vrees en twijfel, maar geloofsvertrouwen triomfeert altijd over twijfel, want geloofsvertrouwen is zowel positief als levend. Het positieve is altijd sterker dan het negatieve, waarheid dan dwaling, ervaring dan theorie, geestelijke werkelijkheden dan de geïsoleerde feiten van tijd en ruimte. Het overtuigende bewijs van deze geestelijke zekerheid bestaat in de vruchten van de geest die deze gelovigen, geloofsvertrouwenden, ten nutte van de gemeenschap dragen, als gevolg van deze echte geestelijke ervaring. Jezus zei: ‘Indien gij uw medemensen liefhebt zoals ik u heb liefgehad, dan zullen alle mensen weten dat gij mijn discipelen zijt.’

102:6.8

Voor de wetenschap is God een mogelijkheid, voor de psychologie een wenselijkheid, voor de filosofie een waarschijnlijkheid, voor de religie een zekerheid, een actualiteit van de religieuze ervaring. Het is niet meer dan redelijk dat een filosofie die de God van waarschijnlijkheid niet kan vinden, veel respect heeft voor het religieuze geloofsvertrouwen dat de God van zekerheid wel kan vinden en dit inderdaad doet. Ook de wetenschap dient de religieuze ervaring niet te kleineren op grond van lichtgelovigheid, zeker niet zolang zij blijft aannemen dat ’s mensen verstandelijke en filosofische gaven zijn voortgekomen uit vormen van intelligentie die van steeds lagere orde zijn naarmate men verder teruggaat, en dat zij uiteindelijk hun oorsprong hebben gehad in primitieve levensvormen die geheel verstoken zijn van alle denken en voelen.

102:6.9

De feiten der evolutie moeten niet worden aangevoerd tegen de waarheid van de realiteit van de zekerheid der geestelijke ervaring in het religieuze leven van de Godkennende sterveling. Intelligente mensen zouden moeten ophouden te redeneren als kinderen en zouden moeten trachten de consequente logica van de volwassenheid te hanteren, de logica die het begrip waarheid tolereert naast de waarneming van feiten. Het natuurwetenschappelijke materialisme is failliet wanneer het, ten overstaan van ieder terugkerend verschijnsel in het universum, doorgaat zijn huidige bezwaren opnieuw te consolideren door alles wat naar het zelf toegeeft, van hogere orde is, terug te voeren tot wat het zelf erkent van lagere orde te zijn. Om consequent te zijn moet men de activiteiten van een doelbewuste Schepper erkennen.

102:6.10

De organische evolutie is een feit; de doelgerichte of progressieve evolutie is een waarheid die samenhang verleent aan de anders tegenstrijdige verschijnselen van de immer-opgaande successen van de evolutie. Hoe verder een natuurgeleerde vordert in de door hem gekozen tak van wetenschap, des te meer zal hij de theorieën van het materialistische feit loslaten ten gunste van de kosmische waarheid van de dominantie van het Allerhoogst Bewustzijn. Het materialisme maakt het menselijk leven goedkoop; het evangelie van Jezus verhoogt iedere mens enorm en verheft hem tot boven het aardse. Ge moet u het leven van de sterveling voorstellen als bestaande in de intrigerende, fascinerende ervaring van het besef van de realiteit van de ontmoeting van het menselijke omhoog reiken en het goddelijke, reddende omlaag reiken.


◄ 102:5
 
102:7 ►