◄ 102:3
Verhandeling 102
102:5 ►

De grondslagen van het religieuze geloofsvertrouwen

4. Het feit van ervaring

102:4.1

Vanwege de aanwezigheid van de Gedachtenrichter in uw denkend bewustzijn is het geen groter mysterie voor u om het denken van God te kennen, dan om zekerheid te hebben dat ge u bewust bent dat ge enig ander denkend bewustzijn, menselijk of bovenmenselijk, kent. Religie en het sociale bewustzijn hebben dit gemeen: zij stoelen op het zich bewust zijn van het denken van anderen. De techniek waardoor ge een idee van iemand anders kunt aanvaarden als het uwe, is dezelfde als de techniek waardoor ge ‘het denken dat in Christus was, ook in u kunt laten zijn.’

102:4.2

Wat is menselijke ervaring? Het is eenvoudig iedere interactie tussen een actief, vragen stellend zelf, en alle andere actieve externe werkelijkheid. De massa der ervaring wordt bepaald door de diepte van uw denkbeelden plus het totaal van de werkelijkheid van het externe dat wordt herkend. De beweging van de ervaring is gelijk aan de kracht van de verwachtingsvolle verbeelding, plus de levendigheid van de zintuiglijke ontdekking van de externe kwaliteiten van de werkelijkheid waarmee in contact wordt getreden. Het feit van de ervaring wordt gevonden in zelf-bewustzijn plus het bestaan-van-het-andere—het andere ding, het andere bewustzijn, de andere geest.

102:4.3

De mens wordt zich al vroeg bewust dat hij niet alleen is op de wereld of in het universum. Er ontwikkelt zich in de mens een natuurlijke, spontane zelf-bewustheid van het bestaan van ander denkend bewustzijn in de omgeving van zijn zelfheid. Geloofsvertrouwen vertaalt deze natuurlijke ervaring in religie, de herkenning van God als de werkelijkheid—bron, natuur, en bestemming—van ander bewustzijn. Deze kennis van God is echter immer en altijd een realiteit van de persoonlijke ervaring. Indien God geen persoonlijkheid zou zijn, zou hij geen levend deel van de feitelijke religieuze ervaring van een menselijke persoonlijkheid kunnen worden.

102:4.4

Het element van dwaling dat aanwezig is in de menselijke religieuze ervaring, is recht evenredig aan het gehalte aan materialisme waarmee het geestelijke denkbeeld van de Universele Vader is besmet. De vóór-geestelijke vooruitgang van de mens in het universum bestaat in de ervaring dat hij zich ontdoet van deze onjuiste ideeën over de natuur van God en over de realiteit van zuivere, ware geest. De Godheid is meer dan geest, doch de geestelijke benadering is de enig mogelijke voor de opklimmende mens.

102:4.5

Het gebed is inderdaad een onderdeel van de religieuze ervaring, maar het heeft ten onrechte de nadruk gekregen in moderne religies, waardoor de meer essentiële communie van godsverering verwaarloosd is. De reflectieve krachten van het bewustzijn worden verdiept en verruimd door aanbidding. Het gebed moge het leven verrijken, maar godsverering werpt licht op uw bestemming.

102:4.6

De geopenbaarde religie is het verenigende element in het menselijk bestaan. Openbaring verenigt de geschiedenis, coördineert de geologie, astronomie, fysica, chemie, biologie, sociologie en psychologie. Geestelijke ervaring is de werkelijke ziel van ’s mensen kosmos.


◄ 102:3
 
102:5 ►