◄ 102:2
Verhandeling 102
102:4 ►

De grondslagen van het religieuze geloofsvertrouwen

3. Kennis, wijsheid en inzicht

102:3.1

Een ontoereikend verstand of een gebrek aan opleiding vormt onvermijdelijk een belemmering voor het bereiken van hogere religieuze niveaus, want wanneer de geestelijke natuur moet functioneren in zulk een verarmde omgeving, wordt de religie beroofd van haar voornaamste kanaal voor filosofisch contact met de wereld van de wetenschappelijke kennis. De intellectuele factoren in de religie zijn belangrijk, doch een over-ontwikkeling daarvan vormt soms eveneens een grote belemmering en hindernis. De religie heeft voortdurend te kampen met een paradoxale noodzakelijkheid: zij is genoodzaakt effectief gebruik te maken van het denken, terwijl zij tegelijkertijd het geestelijk nut van alle denken met een korrel zout moet nemen.

102:3.2

Het speculatieve denken over religieuze zaken is onontkoombaar maar altijd schadelijk: het vervalst steevast zijn object. Het speculatieve denken heeft de neiging de religie te vertalen in iets van materiële of humanistische aard, en terwijl het de helderheid van het logisch denken zodoende rechtstreeks verstoort, doet het de religie indirect een functie lijken van de seculiere wereld, de wereld waaraan de religie nu juist voor altijd tegengesteld dient te zijn. Daarom zal religie altijd gekenmerkt worden door paradoxen, de paradoxen die ontstaan tengevolge van het ontbreken van de experiëntiële verbinding tussen de materiële en geestelijke niveaus van het universum—morontia-mota, de bovenfilosofische gevoeligheid voor het onderscheiden van waarheid en het zien van eenheid.

102:3.3

Materiële gevoelens, menselijke emoties, leiden rechtstreeks tot materiële handelingen, zelfzuchtige daden. Religieuze inzichten, vormen van geestelijke motivatie, leiden rechtstreeks tot religieu- ze handelingen, onbaatzuchtige daden van sociale dienstbaarheid en altruïstische welwillendheid.

102:3.4

Religieus verlangen is het hunkerend zoeken naar goddelijke realiteit. Religieuze ervaring is het besef dat men zich bewust is God te hebben gevonden. En wanneer een mens inderdaad God vindt, ondervindt hij door zijn ontdekking zulk een onbeschrijflijke rusteloosheid van triomf in zijn ziel, dat hij zich gedwongen voelt om liefdevol en dienend contact te zoeken met zijn minder verlichte broeders, niet om bekend te maken dat hij God gevonden heeft, maar veeleer om de overvloeiende bron van eeuwige goedheid in zijn eigen ziel de gelegenheid te geven zijn medemensen te verkwikken en te verheffen. Werkelijke religie voert tot grotere dienstbaarheid aan de gemeenschap.

102:3.5

Wetenschap, kennis, voert tot een zich bewust zijn van feiten; religie, ervaring, voert tot een zich bewust zijn van waarden; filosofie, wijsheid, voert tot coördinatief bewustzijn; openbaring (het substituut voor morontia-mota) voert tot het zich bewust zijn van ware realiteit; de coördinatie van het bewustzijn van feiten, waarden en ware werkelijkheid, betekent dat men zich bewust wordt van persoonlijkheidswerkelijkheid, het zijnsmaximum, samen met het geloof in de mogelijkheid van de overleving van diezelfde persoonlijkheid.

102:3.6

Kennis leidt tot het rangschikken van de mensen, tot het doen ontstaan van sociale lagen en kasten. Religie leidt tot het dienen van de mensen, en schept zo ethiek en altruïsme. Wijsheid leidt tot een hogere, betere vorm van ideeën-gemeenschap en verbinding met de medemens. Openbaring bevrijdt de mensen en zet hen aan tot het avontuur der eeuwigheid.

102:3.7

De wetenschap klassificeert de mensen; de religie heeft de mensen lief, ja gelijk uzelve; de wijsheid doet recht aan verschillend geaarde mensen, maar openbaring verheerlijkt de mens en onthult zijn vermogen om de partner te worden van God.

102:3.8

De wetenschap streeft er tevergeefs naar om de broederschap van cultuur te creëren, de religie brengt de broederschap van de geest tot stand. De filosofie streeft naar de broederschap van de wijsheid, openbaring geeft u een beeld van de eeuwige broederschap, het Paradijs-Korps der Volkomenheid.

102:3.9

Kennis brengt trots voort op het feit van persoonlijkheid, wijsheid is het zich bewust zijn van de betekenis van persoonlijkheid, religie is de ervaring van het leren kennen van de waarde van persoonlijkheid, openbaring is de verzekering van de overleving van persoonlijkheid.

102:3.10

De wetenschap tracht de gesegmenteerde delen van de onbegrensde kosmos te identificeren, te analyseren en te klassificeren. De religie vat het idee-van-het-geheel, de gehele kosmos. De filosofie tracht de materiële segmenten van de wetenschap te identificeren met de voorstelling van het geheel, zoals door geestelijk inzicht wordt verkregen. Daar waar de filosofie faalt in deze poging, slaagt de openbaring, en bevestigt zij dat de kosmische cirkel universeel, eeuwig, absoluut, en oneindig is. Deze kosmos van de Oneindige IK BEN is derhalve zonder einde, zonder grenzen en al-omvattend—tijdloos, ruimteloos en ongekwalificeerd. En wij getuigen dat de Oneindige IK BEN ook de Vader is van Michael van Nebadon en de God van het heil van de mens.

102:3.11

De wetenschap wijst op de Godheid als een feit; de filosofie biedt de idee van een Absolute werkelijkheid; religie ziet God als een liefdevolle geestelijke persoonlijkheid. Openbaring bevestigt de eenheid van het feit van de Godheid, de idee het Absolute, en de geestelijke persoonlijkheid van God, en presenteert dit begrip bovendien als onze Vader—het universele feit van het bestaan, de eeuwige idee van het bewustzijn, en de oneindige geest van het leven.

102:3.12

De wetenschap bestaat uit het nastreven van kennis, het zoeken naar wijsheid is filosofie, de liefde voor God is religie, de honger naar waarheid is een openbaring. Maar het is de inwonende Gedachtenrichter die het gevoel van realiteit verbindt aan ’s mensen geestelijke inzicht in de kosmos.

102:3.13

In de wetenschap gaat de idee vooraf aan de uitdrukking van het besef ervan; in de religie gaat de ervaring van het besef vooraf aan de uitdrukking van de idee. Er bestaat een geweldig verschil tussen de evolutionaire wil-om-te-geloven en het voortbrengsel van de verlichte rede, het religieuze inzicht en openbaring—de wil die gelooft.

102:3.14

In de evolutie leidt religie er dikwijls toe dat de mens zijn eigen Godsbegrippen gaat scheppen; openbaring vertoont het verschijnsel van God die zelf de mens doet evolueren, terwijl wij in het leven van Christus Michael het verschijnsel aanschouwen van God die zichzelf aan de mens openbaart. De evolutie neigt ertoe God mens-gelijk te maken; openbaring is erop gericht de mens God-gelijk te maken.

102:3.15

De wetenschap is alleen tevreden met eerste oorzaken, religie met allerhoogste persoonlijkheid, en filosofie met eenheid. Openbaring bevestigt dat deze drie één zijn, en dat zij alle goed zijn. Het eeuwig reële is het goede in het universum, en niet de tijdsillusies van het kwaad in de ruimte. In de geestelijke ervaring van alle persoonlijkheden geldt altijd dat het reële het goede is, en het goede het reële.


◄ 102:2
 
102:4 ►