Een idee is slechts een theoretisch actieplan, terwijl een positieve beslissing een actieplan is dat is bekrachtigd. Een stereotype is een actieplan dat zonder bekrachtiging is aangenomen. Het materiaal waarmee een persoonlijke godsdienstfilosofie kan worden opgebouwd, wordt ontleend aan de innerlijke ervaring van de mens, zowel als aan zijn ervaring met zijn omgeving. Iemands maatschappelijke status, zijn economische omstandigheden, de gelegenheid die hij krijgt om onderwijs te ontvangen, de morele stromingen, de invloed van instellingen, de politieke ontwikkelingen, de geaardheid van het ras, en de religieuze leringen van zijn tijd en plaats, worden alle factoren bij het formuleren van een persoonlijke godsdienstfilosofie. Zelfs het aangeboren temperament en de verstandelijke aanleg bepalen merkbaar het patroon van iemands religieuze filosofie. Het beroep, het huwelijk en verwanten zijn alle van invloed op de evolutie van iemands persoonlijke normen in het leven.
Een godsdienstfilosofie ontwikkelt zich uit de fundamentele groei van ideeën, plus proefondervindelijk leven, beide gemodificeerd door de neiging om de medemens te imiteren. De juistheid van filosofische gevolgtrekkingen is afhankelijk van helder, eerlijk, en onderscheidend denken in verband met gevoeligheid voor betekenissen en nauwkeurigheid in de evaluatie. Morele lafaards bereiken nooit hoge niveaus van filosofisch denken; er is moed nodig om binnen te dringen in nieuwe niveaus van ervaring en te trachten onbekende gebieden van het verstandelijke leven te verkennen.
Weldra ontstaan er dan nieuwe waardenstelsels: men komt tot nieuwe formuleringen van prin- cipes en normen; gewoonten en idealen krijgen nieuwe vormen; een idee van een persoonlijke God wordt bereikt, gevolgd door ruimere denkbeelden over de betrekking waarin men tot deze staat.
Het grote verschil tussen een religieuze en een niet-religieuze levensfilosofie is gelegen in de aard en het niveau van de waarden die worden erkend, en in het voorwerp van iemands loyaliteiten. Er zijn vier fasen in de ontwikkeling van een religieuze filosofie. Zulk een ervaring kan verworden tot een zich alleen maar conformeren aan anderen, een zich neerleggen bij de onderwerping aan traditie en gezag. Of zij kan zich tevreden stellen met kleine vorderingen, net voldoende om het dagelijks leven in evenwicht te houden, en daarom spoedig tot stilstand komen op zulk een toevallig niveau. Stervelingen die zo te werk gaan, zijn van mening dat het betere de vijand is van het goede. Een derde groep gaat vooruit tot het niveau van logische verstandelijkheid, maar komt daar tot stilstand door culturele slavernij. De aanblik van mensen met een geweldig verstand, die vast zitten in de wrede greep van culturele knechtschap, is inderdaad deerniswekkend. En het is al even deerniswekkend om de mensen gade te slaan die hun culturele knechtschap inruilen voor de materialistische boeien van wat zich ten onrechte wetenschap noemt. Het vierde filosofische niveau bereikt vrijheid van alle conventionele, traditionele belemmeringen en durft eerlijk, loyaal, onbevreesd en waarheidsgetrouw te denken, te handelen en te leven.
De vuurproef voor iedere religieuze filosofie is ten slotte of zij al dan niet onderscheid maakt tussen de realiteiten van de materiële en de geestelijke werelden en terzelfdertijd erkent dat deze worden verenigd in intellectuele inspanning en sociale dienstbaarheid. Een deugdelijke religieuze filosofie verwart niet hetgeen Godes is met hetgeen van Caesar is. Evenmin erkent zij de esthetische cultus van pure verwondering als een substituut voor religie.
Filosofie transformeert de primitieve religie die grotendeels een sprookje van het geweten was, tot een levende ervaring in de opgaande waarden van kosmische realiteit.