◄ 100:4
Verhandeling 100
100:6 ►

Religie in de menselijke ervaring

5. Bekering en mystiek

100:5.1

De wereld is vol verloren zielen, verloren niet in de theologische betekenis, maar in de zin dat zij de richting kwijt zijn; ze zwerven in verwarring rond tussen de -ismen en culten van een teleurgesteld filosofisch tijdperk. Te weinig mensen hebben geleerd hoe ze een levensfilosofie in de plaats kunnen stellen van het religieuze gezag. (De symbolen van de gesocialiseerde religie dienen niet geminacht te worden als kanalen voor groei, ook al is de rivierbedding niet de rivier.)

100:5.2

De progressie van de religieuze groei leidt van stagnatie via conflict tot coördinatie, van onzekerheid tot onwankelbaar geloof, van verwarring van het kosmische bewustzijn tot unificatie der persoonlijkheid, van het tijdelijke doel tot het eeuwige, van de knechting door vrees tot de vrijheid van het goddelijk zoonschap.

100:5.3

Wij dienen hier duidelijk te stellen dat de betuiging van trouw aan de allerhoogste idealen—het psychische, emotionele en geestelijke besef van het Godsbewustzijn—een natuurlijke en geleidelijke groei kan zijn en ook kan worden ervaren op een overgangspunt zoals een crisis. De Apostel Paulus ondervond zulk een plotselinge, spectaculaire bekering op die gedenkwaardige dag op de weg naar Damascus. Gautama Siddhartha had eenzelfde ervaring in de nacht toen hij, in afzondering gezeten, het mysterie der uiteindelijke waarheid trachtte te doorgronden. Vele anderen hebben soortgelijke ervaringen gehad, en ook hebben vele ware gelovigen voortgang gemaakt in de geest zonder een plotselinge bekering.

100:5.4

De meeste spectaculaire verschijnselen die met zogenoemde religieuze bekeringen worden geassocieerd, zijn geheel psychisch van natuur, maar zo nu en dan doen zich ervaringen voor die ook een geestelijke oorsprong hebben. Wanneer de mentale mobilisatie absoluut totaal is op enig niveau van het psychische omhoog reiken naar geest, wanneer de menselijke gemotiveerdheid om trouw te zijn aan de goddelijke idee volmaakt is, dan vindt er zeer vaak een plotseling omlaag reiken van de inwonende geest plaats, teneinde synchroon samen te vallen met die geconcentreerde heilige doelstelling van het bovenbewuste van de gelovige sterveling. Zulke ervaringen nu van geünificeerde verstandelijke en geestelijke verschijnselen vormen de bekering die bestaat in factoren boven en voorbij de zuiver psychische betrokkenheid.

100:5.5

Maar een bekering die alleen op emotie is gegrond, is niet echt: men moet niet alleen gevoel, maar ook geloof hebben. Voorzover zulk een psychische mobilisatie slechts gedeeltelijk is, en de aanzet tot menselijke loyaliteit onvolledig, zal de bekeringservaring een mengeling zijn van verstandelijke, emotionele en geestelijke realiteit.

100:5.6

Als men geneigd is om een theoretisch onderbewuste te erkennen als praktische werkhypothese in het overigens verenigde verstandelijke leven, moet men, om consequent te blijven, ook een gelijksoortig en corresponderend gebied postuleren van opgaande verstandelijke activiteit, namelijk het bovenbewuste niveau, de zone van rechtstreeks contact met de geest-entiteit, de Gedachtenrichter. Het grote gevaar in al deze psychische bespiegelingen is dat visioenen en andere zogenaamde mystieke ervaringen, alsook buitengewone dromen, beschouwd zullen worden als goddelijke mededelingen aan het bewustzijn van de mens. Toen in het verleden goddelijke wezens zich aan bepaalde Godkennende personen openbaarden, was dit niet dankzij hun mystieke trances of ziekelijke visioenen, maar ondanks al deze verschijnselen.

100:5.7

In plaats van naar bekering te streven, zou het beter zijn om de morontia-zones, waar contact met de Gedachtenrichter mogelijk is, te benaderen door levend geloof en waarachtige godsverering, oprecht en onzelfzuchtig gebed. Maar al te veel van de herinneringen die naar boven komen uit de onbewuste lagen van het menselijke bewustzijn, zijn ten onrechte gehouden voor goddelijke openbaring en leiding door de geest.

100:5.8

Aan het religieuze dagdromen zijn grote gevaren verbonden indien daar een gewoonte van wordt gemaakt; mystiek kan een methode worden om de werkelijkheid te vermijden, ook al is het wel eens een middel geweest om tot echte gemeenschap met de geest te komen. Ofschoon het geen ernstig gevaar behoeft op te leveren wanneer men zich voor korte perioden terugtrekt uit het drukke leven, is langdurige afzondering van de persoonlijkheid hoogst ongewenst. Onder geen voorwaarde dient de trance-achtige staat van visionair bewustzijn te worden aangekweekt als een soort religieuze beleving.

100:5.9

De kenmerken van de mystieke staat zijn een diffuus bewustzijn, met daarin levendige eilanden van geconcentreerde aandacht die inwerken op een betrekkelijk passief intellect. Door dit alles wordt het bewustzijn eerder in de richting van het onderbewustzijn getrokken dan naar de zone van contact met geest, het bovenbewustzijn. Vele mystici hebben hun mentale dissociatie doorgevoerd tot het punt waar zich abnormale manifestaties gingen voordoen.

100:5.10

Een gezondere instelling bij uw geestelijke meditatie vindt ge in bespiegelende godsverering en in het gebed van dankzegging. De rechtstreekse gemeenschap met de Gedachtenrichter, zoals die zich voordeed in de latere jaren van het leven van Jezus in het vlees, dient niet verward te worden met deze zogenoemde mystieke ervaringen. De factoren die bijdragen tot het op gang brengen van mystieke gemeenschap vormen een aanwijzing voor het gevaar van dergelijke bewustzijnstoestanden. De mystieke staat wordt begunstigd door zaken als: lichamelijke vermoeidheid, vasten, psychische dissociatie, diepgevoelde esthetische ervaringen, krachtige seksuele impulsen, vrees, angst, woede en wilde dans. Veel van het materiaal dat bovenkomt tengevolge van zulke inleidende voorbereidingen heeft zijn oorsprong in het onderbewuste.

100:5.11

Hoe gunstig de omstandigheden voor het optreden van mystieke verschijnselen ook geweest mogen zijn, ge dient goed te beseffen dat Jezus van Nazaret nooit zijn toevlucht nam tot zulke methoden om gemeenschap te zoeken met de Paradijs-Vader. Jezus kende geen onderbewuste wanen of bovenbewuste illusies.


◄ 100:4
 
100:6 ►