De Eerste, de Tweede en de Derde Persoon der Godheid zijn elkaars gelijken, en zij zijn één. ‘De Heer onze God is één God.’ Er bestaat volmaaktheid van voornemen en eenheid van uitvoering in de goddelijke Triniteit der eeuwige Godheden. De Vader, de Zoon, en de Vereend Handelende Geest zijn waarlijk en goddelijk één. Naar waarheid staat geschreven: ‘Ik ben de eerste en ik ben de laatste, en buiten mij is er geen God.’
Zoals de dingen voor de sterveling op het niveau van het eindige lijken te zijn, houdt de Paradijs-Triniteit, evenals de Allerhoogste, zich alleen bezig met de totaliteit—de totale planeet, het totale universum, het totale superuniversum, het totale groot universum. Deze totaliteitsinstelling bestaat omdat de Triniteit het totaal der Godheid is, en om nog vele andere redenen.
De Allerhoogste is iets minder en iets anders dan de Triniteit zoals deze functioneert in de eindige universa; binnen zekere grenzen echter, en gedurende het huidige tijdperk van onvolledige krachtpersonalisatie, lijkt deze evolutionaire Godheid inderdaad de instelling van de Triniteit der Allerhoogste macht te weerspiegelen. De Vader, de Zoon en de Geest functioneren niet persoonlijk samen met de Allerhoogste, maar gedurende het huidige universum-tijdperk werken zij met hem samen als de Triniteit. Wij begrijpen dat zij eenzelfde betrekking onderhouden met de Ultieme. Wij speculeren er dikwijls over wat de persoonlijke verhouding zal zijn tussen de Paradijs-Godheden en God de Allerhoogste wanneer deze eindelijk geëvo-lueerd zal zijn, maar wij weten het niet werkelijk.
Wij zijn tot de conclusie gekomen dat de albeheersing van het Allerhoogst Bewind niet geheel voorspelbaar is. Deze onvoorspelbaarheid lijkt bovendien gekenmerkt te worden door een zekere mate van onvolledigheid in ontwikkeling, ongetwijfeld een kenteken van de onvolledigheid van de Allerhoogste en de onvolledigheid der eindige reactie op de Paradijs-Triniteit.
Het sterfelijk bewustzijn kan ogenblikkelijk duizend en één dingen bedenken—catastrofale fysische gebeurtenissen, ontstellende ongelukken, verschrikkelijke rampen, pijnlijke ziekten en wereldwijde plagen—en zich afvragen of zulke bezoekingen gecorreleerd worden in het onbekende manoeuvreren van dit waarschijnlijke functioneren van de Allerhoogste. Eerlijk gezegd weten wij dit niet: wij zijn er niet werkelijk zeker van. Doch wij merken wel dat met het voortschrijden van de tijd al deze moeilijke en min of meer mysterieuze omstandigheden altijd zo uitwerken dat zij het welzijn en de vooruitgang van de universa ten goede komen. Het kan zijn dat de omstandigheden van het bestaan en de onverklaarbare wisselvalligheden van het leven alle met elkaar verweven worden tot een zinvol patroon van hoge waarde, door het functioneren van de Allerhoogste en de albeheersing door de Triniteit.
Als een zoon van God kunt ge de persoonlijke instelling van liefde in alle daden van God de Vader ontwaren. Maar ge zult niet altijd kunnen begrijpen hoe vele van de universum-daden van de Paradijs-Triniteit de individuele sterveling op de evolutionaire werelden in de ruimte tot heil zijn. In de vooruitgang der eeuwigheid zullen de daden van de Triniteit geopenbaard worden als in alle opzichten zinvol en behoedzaam, maar zo schijnen zij de schepselen in de tijd niet altijd toe.