Alle wet heeft zijn oorsprong in de Eerste Bron en Centrum; hij is wet. De tenuitvoerlegging van de geestelijke wet berust bij de Tweede Bron en Centrum. De openbaring van de wet, de afkondiging en interpretatie van de goddelijke verordeningen, is de functie van de Derde Bron en Centrum. De toepassing van de wet, de rechtspraak, behoort tot het domein van de Paradijs-Triniteit en wordt uitgevoerd door bepaalde Zonen van de Triniteit.
Gerechtigheid is inherent aan de universele soevereiniteit van de Paradijs-Triniteit, maar goedheid, barmhartigheid en waarheid zijn het universele dienstbetoon van de goddelijke persoonlijkheden wier Godheidsvereniging de Triniteit vormt. Gerechtigheid is niet de instelling van de Vader, de Zoon, of van de Geest. Gerechtigheid is de Triniteitsinstelling van deze persoonlijkheden van liefde, barmhartigheid en dienstbetoon. Niet één der Paradijs-Godheden behartigt de rechtspleging. Gerechtigheid is nooit een persoonlijke instelling; rechtspraak is altijd een meervoudige functie.
Bewijsvoering, de grondslag van billijkheid (gerechtigheid in harmonie met barmhartigheid), is de taak van de persoonlijkheden van de Derde Bron en Centrum, de met de Vader en de Zoon verbonden vertegenwoordiger van hen gezamenlijk voor alle gebieden en voor het denken van de verstandelijke wezens der ganse schepping.
Vonnis wijzen, de uiteindelijke toepassing van het recht in overeenstemming met het bewijs dat door de persoonlijkheden van de Oneindige Geest is voorgelegd, is het werk van de Stationaire Zonen van de Triniteit, wezens die deelhebben aan de Triniteitsnatuur van de verenigde Vader, Zoon en Geest.
Deze groep Triniteitszonen omvat de volgende persoonlijkheden:
1. Getrinitiseerde Geheimen der Allerhoogste Macht;
2. Eeuwigen der Dagen;
3. Ouden der Dagen;
4. Perfecties der Dagen;
5. Recenten der Dagen;
6. Unies der Dagen;
7. Getrouwen der Dagen;
8. Vervolmakers der Wijsheid;
9. Goddelijke Raadslieden;
10. Universele Censors.
Wij zijn de kinderen van de drie Paradijs-Godheden functionerend als de Triniteit, want ik behoor toevallig tot de tiende orde van deze groep, de Universele Censors. Deze orden zijn niet representatief voor de instelling van de Triniteit in een universele zin; zij vertegenwoordigen deze collectieve instelling van de Godheid alleen in de domeinen van de uitvoering van vonnissen—gerechtigheid. Zij zijn door de Triniteit specifiek ontworpen voor het nauwkeurige werk waarvoor zij worden aangesteld, en zij vertegenwoordigen de Triniteit slechts in de functies waarvoor zij zijn gepersonaliseerd.
De Ouden der Dagen en hun van de Triniteit afstammende metgezellen wijzen gerechte vonnissen van allerhoogste billijkheid in de zeven superuniversa. In het centrale universum bestaan deze functies slechts in theorie: daar, in de volmaaktheid, is billijkheid vanzelfsprekend, en de volmaaktheid van Havona sluit alle mogelijkheid van disharmonie uit.
Het recht is de collectieve gedachte van rechtvaardigheid: barmhartigheid is de persoonlijke uitdrukking ervan. Barmhartigheid is de instelling van liefde; nauwkeurigheid kenmerkt de werking der wet. Het goddelijke oordeel is de billijkheid zelve, want het voegt zich steeds naar de gerechtigheid van de Triniteit en vervult immer de goddelijke liefde van God. Wanneer dit geheel wordt ingezien en volledig begrepen, vallen de rechtvaardige gerechtigheid van de Triniteit en de barmhartige liefde van de Universele Vader samen. De mens heeft echter niet zulk een volledig begrip van de goddelijke gerechtigheid. Vanuit het menselijke standpunt gezien, worden in de Triniteit de persoonlijkheden van de Vader, de Zoon en de Geest aangepast teneinde de dienst van de liefde en het recht te coördineren in de experiëntiële universa in de tijd.