◄ 76:1
Verhandeling 76
76:3 ►

De Tweede Hof

2. Kaïn en Abel

76:2.1

Nog geen twee jaar na de geboorte van Ka ï n werd Abel geboren, het eerste kind van Adam en Eva dat in de tweede hof ter wereld kwam. Toen Abel de leeftijd van twaalf jaar had bereikt, verkoos hij herder te worden; Kaïn had gekozen voor de landbouw.

76:2.2

Nu was het in die dagen gebruikelijk offergaven aan de priesters aan te bieden van de zaken die voorhandig waren. Zo gaven herders van hun kudden en landbouwers van de vruchten des velds, en overeenkomstig deze gewoonte boden Ka ï n en Abel eveneens regelmatig offergaven aan de priesters aan. De twee jongens hadden al vaak getwist over de relatieve verdienstelijkheid van hun beroepen en Abel merkte heel goed dat zijn dierlijke offeranden de voorkeur genoten. Tevergeefs beriep Ka ï n zich op de tradities van het eerste Eden, op de voormalige voorkeur voor de vruchten des velds. Maar dit wilde Abel niet toegeven en hij bespotte zijn oudere broer in diens teleurstelling.

76:2.3

In de dagen van het eerste Eden had Adam inderdaad getracht het offeren van dieren tegen te gaan, zodat Ka ï n een verdedigbaar precedent had voor zijn beweringen. Het was echter moeilijk om het religieuze leven in het tweede Eden te organiseren. Adam was belast met duizend en één details van het werk van de opbouw, de verdediging en de landbouw. Omdat hij geestelijk zeer terneergeslagen was, vertrouwde hij de organisatie van de godsverering en het onderwijs toe aan de afstammelingen van de Nodieten die in de eerste hof deze functies ook hadden vervuld; zelfs in deze korte tijd keerden de officiërende Noditische priesters reeds terug naar de gebruiken en regels van de pre-Adamische periode.

76:2.4

De twee jongens hadden het nooit goed met elkaar kunnen vinden, en deze zaak van de offeranden droeg verder bij tot de toenemende haat tussen hen. Abel wist dat hij de zoon was van zowel Adam als Eva, en liet geen gelegenheid voorbijgaan om Ka ï n erop te wijzen dat Adam niet zijn vader was. Kaïn was niet zuiver violet, aangezien zijn vader van het ras der Nodieten was, dat later was vermengd met de blauwe en rode mens en met het oorspronkelijke Andonische ras. En dit alles, bij Ka ï ns natuurlijke, overgeërfde, strijdlustige natuur, maakte dat hij een steeds grotere haat ging koesteren voor zijn jongere broer.

76:2.5

De jongens waren respectievelijk achttien en twintig jaar oud toen de spanning tussen hen zich ten slotte ontlaadde, op een dag dat Abels hoon zijn agressieve broer zo kwaad maakte, dat Kaïn zich in woede tegen hem keerde en hem doodde.

76:2.6

De observatie van Abels gedrag toont de waarde aan van de omgeving en de opvoeding als factoren in de ontwikkeling van het karakter. Abel had ideale eigenschappen meegekregen en erfelijkheid ligt ten grondslag aan ieder karakter; de invloed echter van een inferieure omgeving neutraliseerde deze schitterende erfenis zo goed als geheel. Abel werd vooral in zijn jonge jaren sterk beïnvloed door zijn ongunstige omgeving. Hij zou een totaal andere persoonlijkheid zijn geworden, indien hij vijfentwintig of dertig jaar oud zou zijn geworden: zijn voortreffelijke geërfde trekken zouden dan naar voren zijn gekomen. Terwijl een goede omgeving niet veel kan doen om de handicaps voor de karaktervorming van lage overgeërfde trekken werkelijk te overwinnen, kan een slechte omgeving uitstekende erffactoren zeer afdoende bederven, althans gedurende de jongere levensjaren. Een goede sociale omgeving en een goede opvoeding zijn de onontbeerlijke voedingsbodem en atmosfeer om het beste uit goede erffactoren te halen.

76:2.7

Abels ouders wisten dat hij dood was toen zijn honden de kudden thuisbrachten zonder hun meester. Voor Adam en Eva werd Kaïn snel de wrede herinnering aan hun dwaasheid en zij moedigden hem aan toen hij besloot de hof te verlaten.

76:2.8

Kaïns leven in Mesopotamië was niet bepaald gelukkig geweest omdat hij op zo’n eigen wijze de nalatigheid symboliseerde. Zijn gezellen waren niet onvriendelijk voor hem, maar hun onderbewuste hekel aan zijn tegenwoordigheid was niet onopgemerkt aan hem voorbijgegaan. Kaïn wist echter wel dat bij zou worden gedood door de eerste de beste der naburige stammen die hem toevallig zou tegenkomen, omdat hij geen stamteken droeg. Vrees en enige wroeging brachten hem tot berouw. Bij Kaïn had nooit een Richter ingewoond, hij had zich altijd verzet tegen de disciplice van het gezin en de religie van zijn vader geminacht. Nu ging hij echter naar Eva, zijn moeder, en vroeg haar om geestelijke hulp en leiding, en toen hij oprecht goddelijke bijstand zocht, kwam er een Richter in hem wonen. En deze Richter, die in hem woonde en door zijn ogen naar buiten keek, gaf Kaïn een duidelijk voordeel van superioriteit, waardoor hij werd onderkend als behorend tot de zeer gevreesde stam van Adam.

76:2.9

En zo vertrok Kaïn naar het land van Nod, ten oosten van het tweede Eden. Hij werd een groot leider bij één groep van het volk van zijn vader, en vervulde tot op zekere hoogte inderdaad de voorspellingen van Serapatatia, want zijn leven lang bevorderde hij de vrede tussen deze groep der Nodieten en de Adamieten. Kaïn huwde Remona, zijn verre nicht, en hun eerste zoon, Henoch, werd de leider van de Elamitische Nodieten. En honderden jaren lang bleven de Elamieten en Adamieten in vrede met elkaar leven.


◄ 76:1
 
76:3 ►