◄ 42:0
Verhandeling 42
42:2 ►

Energie—bewustzijn en materie

1. Paradijskrachten en -energieën

42:1.1

De grondslag van het universum is materieel, maar de essentie van het leven is geest. De Vader der geesten is ook de stamvader van universa; de eeuwige Vader van de Oorspronkelijke Zoon is ook de eeuwigheidsbron van het oorspronkelijke patroon, het Paradijs-Eiland.

42:1.2

Materie, energie—want dit zijn slechts verschillende manifestaties van dezelfde kosmische werkelijkheid—is als universum-verschijnsel inherent in de Universele Vader: ‘In Hem bestaan alle dingen.’ Materie lijkt misschien inherente energie te vertonen en blijk te geven van onafhankelijke krachten, maar de zwaartekrachtlijnen die verwikkeld zijn in de energieën welke in al deze fysische verschijnselen zijn betrokken, zijn afkomstig van het Paradijs en zijn daarvan afhankelijk. Het ultimaton, de eerste meetbare vorm van energie, heeft het Paradijs tot kern.

42:1.3

Ingeschapen in de materie en aanwezig in de universele ruimte bestaat er een vorm van energie die op Urantia onbekend is. Wanneer deze eindelijk zal zijn ontdekt, dan zullen de natuurkundigen het gevoel hebben dat zij het geheim van de materie hebben opgelost, althans bijna. En inderdaad zullen zij één stap nader zijn gekomen tot de Schepper, inderdaad zullen zij zich nog een fase van de goddelijke techniek eigen hebben gemaakt; maar God zullen zij in geen enkel opzicht hebben gevonden en evenmin zullen zij het bestaan van materie of de werking van natuurwetten hebben bewezen die los staan van de kosmische techniek van het Paradijs en van de bedoeling van de Universele Vader die de drijfveer is van alles.

42:1.4

Na nog grotere vooruitgang en nog meer ontdekkingen, wanneer Urantia onmetelijk ver gevorderd zal zijn vergeleken met de huidige staat van kennis, en ook als ge de energetische omwentelingen van de elektrische eenheden van de materie zodanig leert beheersen dat ge hun fysische manifestaties kunt modificeren—zelfs na al zulke mogelijke vooruitgang zullen wetenschapsmensen toch nooit het vermogen hebben om ook maar één atoom materie te scheppen of één flits energie te doen ontstaan, of aan materie ooit datgene toe te voegen wat wij leven noemen.

42:1.5

De schepping van energie en de schenking van leven zijn prerogatieven van de Universele Vader en van de Schepper-persoonlijkheden die zijn deelgenoten zijn. De rivier van energie en leven is een ononderbroken uitvloeiing uit de Godheden, de universele, verenigde stroom van Paradijskracht die in de gehele ruimte uitgaat. Deze goddelijke energie doordringt de gehele schepping. De Paradijs-krachtorganisatoren geven de aanzet tot die veranderingen en brengen die modificaties in de ruimtekracht tot stand, die resulteren in energie; de krachtdirigenten zetten energie om in materie, en zo worden de materiële werelden geboren. De Levendragers brengen in de dode materie de processen op gang die wij leven, materieel leven, noemen. De Morontia-Krachtsupervisoren functioneren eveneens in alle overgangsgebieden tussen de materiële en de geestelijke werelden. De hogere Scheppers van geest initiëren soortgelijke processen in goddelijke vormen van energie, en daaruit komen de hogere geestelijke vormen van intelligent leven voort.

42:1.6

Energie gaat uit van het Paradijs, en is gevormd naar de goddelijke orde. Energie—pure energie—heeft deel aan de natuur van de goddelijke organisatie: zij is gevormd naar de gelijkenis van de drie Goden die elkaar in één omhelzen, en functioneren op het hoofdkwartier van het universum van universa. Alle Paradijs-kracht is dan ook in Paradijs-circuits opgenomen, zij komt van Hen die tegenwoordig zijn op het Paradijs en keert ook tot Hen terug; in wezen is zij een manifestatie van de niet-veroorzaakte Oorzaak—de Universele Vader, en zonder de Vader zou niets bestaan dat bestaat.

42:1.7

Paradijskracht die afkomstig is van de zelf-existente Godheid is in zichzelf immer existent. Paradijskracht-energie is onvergankelijk, onvernietigbaar; deze manifestaties van de Oneindige zijn weliswaar onderhevig aan onbeperkte transmutatie, eindeloze transformatie en eeuwige metamorfose, maar zij kunnen in geen enkel opzicht en in geen enkele graad, zelfs niet in de kleinst voorstelbare mate, uitsterven en zullen dit ook nimmer doen. Hoewel energie aan de Oneindige ontspringt, is zij echter niet in oneindige mate manifest: er zijn buitenste grenzen aan het meester-universum zoals het thans is ontworpen.

42:1.8

Energie is eeuwig, maar niet oneindig: zij reageert immer op de alles omvattende greep der Oneindigheid. Paradijskracht en energie gaan altijd door: omdat ze van het Paradijs zijn uitgegaan, moeten ze daarheen terugkeren zelfs al zijn er vele eeuwen nodig om het voorbeschikte circuit te doorlopen. Wat ontsprongen is aan de Paradijs-Godheid kan alleen het Paradijs als einddoel hebben, of de Godheid als bestemming.

42:1.9

Dit alles nu bevestigt ons geloof dat het universum van universa cirkelvormig, enigszins beperkt, maar ordelijk en wijdverbreid is. Indien dit niet zo zou zijn, dan zou er op enig punt, vroeg of laat, een blijk van energie-uitputting optreden. Alle wetten, organisaties, het bestuur, en het getuigenis van ontdekkingsreizigers in het universum—alles wijst op het bestaan van een oneindige God en van een universum dat vooralsnog eindig is, een cirkelvormigheid van eindeloos bestaan, vrijwel grenzeloos, maar niettemin eindig in contrast met de oneindigheid.


◄ 42:0
 
42:2 ►