◄ 159:2
Verhandeling 159
159:4 ►

De rondreis door de Dekapolis

3. Instructie voor leraren en gelovigen

159:3.1

Jezus bracht een dag en een nacht door te Edreï waar Tomas en zijn metgezellen aan het werk waren, en in de loop van de avondbespreking bracht hij de beginselen onder woorden die hen die de waarheid prediken tot leidraad moeten zijn, en die allen die onderricht geven in het evangelie van het koninkrijk dienen te activeren. Samengevat in moderne bewoordingen, leerde Jezus het volgende:

159:3.2

Hebt altijd respect voor de persoonlijkheid van een mens. Een rechtvaardige zaak dient nooit door geweld te worden gepropageerd: geestelijke overwinningen kunnen slechts door geestelijke kracht worden behaald. Dit verbod van het gebruik van materiële beïnvloeding slaat evenzeer op psychische als op fysieke kracht. Overweldigende argumenten en mentale superioriteit dienen niet te worden gebruikt om mannen en vrouwen te dwingen het koninkrijk binnen te gaan. Het menselijk bewustzijn mag niet verpletterd worden onder het gewicht van loutere logica of worden geïntimideerd door scherpzinnige welsprekendheid. Ofschoon emotie als een factor in menselijke beslissingen niet geheel kan worden uitgeschakeld, moet er geen rechtstreeks beroep op worden gedaan in het onderricht van hen die de zaak van het koninkrijk vooruit willen brengen. Appelleert rechtstreeks aan de goddelijke geest die in het bewustzijn der mensen woont. Appelleert niet aan vrees, medelijden of louter sentiment. Wanneer ge u tot de mensen wendt, weest dan fair: beheerst uzelf en houdt uzelf goed in toom; toont gepast respect voor de persoonlijkheid van uw leerlingen. Onthoudt dat ik gezegd heb: ‘Zie, ik sta aan de deur en klop, en indien iemand opendoet, zal ik binnenkomen.’

159:3.3

Wanneer ge mensen het koninkrijk binnenleidt, verlaagt of vernietigt dan niet hun zelfrespect. Hoewel een teveel aan zelfrespect de gepaste nederigheid teniet kan doen en kan uitlopen op trots, verwaandheid en arrogantie, loopt het verlies van zelfrespect dikwijls uit op een verlamming van de wil. Het is de bedoeling van dit evangelie om zelfrespect terug te geven aan hen die het verloren hebben en het te beteugelen in hen die het bezitten. Maakt niet de fout dat ge alleen maar het verkeerde in het leven van uw leerlingen veroordeelt; denk er ook aan dat ge rijkelijk waardering toont voor de meest prijzenswaardige dingen in hun leven. Vergeet niet dat ik mij door niets zal laten weerhouden om het zelfrespect te hergeven aan hen die het verloren hebben, en die werkelijk verlangen het te herwinnen.

159:3.4

Past op dat ge het zelfrespect van beschroomde en vreesachtige zielen niet verwondt. Geeft u niet over aan sarcasme ten koste van mijn broeders die eenvoudig van geest zijn. Weest niet cynisch tegen mijn door vrees bevangen kinderen. Lediggang vernietigt het zelfrespect: vermaant uw broeders daarom steeds bezig te blijven met de taken die zij gekozen hebben, en stelt alles in het werk om arbeid te vinden voor hen die zonder werk zijn.

159:3.5

Maakt u nooit schuldig aan de onwaardige taktiek dat ge tracht mannen en vrouwen het koninkrijk te doen binnengaan door vrees. Een liefhebbende vader gebruikt geen angst als middel om zijn kinderen gehoor te doen geven aan zijn rechtvaardige verlangens.

159:3.6

Eens zullen de kinderen van het koninkrijk beseffen dat krachtige gevoelens van ontroering niet gelijk staan met leiding door de goddelijke geest. Dat men op onverklaarbare wijze de sterke indruk krijgt iets te moeten doen of naar een bepaalde plek te moeten gaan, betekent niet noodzakelijkerwijze dat zo’n impuls de leiding is van de inwonende geest.

159:3.7

Maakt alle gelovigen van tevoren attent op het randgebied van conflicten waar allen doorheen moeten die van het leven zoals het in het vlees wordt geleid, overgaan naar het hogere leven zoals het in de geest wordt geleid. Voor degenen die geheel binnen het ene of binnen het andere gebied leven, is er weinig conflict of verwarring, maar gedurende de overgangstijd tussen de twee niveaus van leven zijn allen gedoemd in min of meerdere mate onzekerheid te ervaren. Wanneer ge het koninkrijk binnengaat, kunt ge niet ontkomen aan de verantwoordelijkheden daarvan, noch de verplichtingen ervan vermijden, maar onthoudt dit: het juk van het evangelie is gemakkelijk en de last der waarheid is licht.

159:3.8

De wereld is vol hunkerende zielen die van honger omkomen, terwijl het brood des levens toch bij hen is: de mensen sterven zoekend naar juist de God die in hen woont. De mensen zoeken naar de schatten van het koninkrijk met verlangende harten en met vermoeide voeten, terwijl deze schatten alle binnen het directe bereik van het levende geloof liggen. Geloof is voor religie wat zeilen zijn voor een schip; het is een toevoeging van kracht, niet een bijkomende levenslast. Er is slechts één worsteling voor degenen die het koninkrijk binnengaan, en dat is het strijden van de goede strijd des geloofs. De gelovige heeft slechts één strijd te strijden en dat is de strijd tegen twijfel—ongeloof.

159:3.9

Wanneer ge het evangelie van het koninkrijk predikt, onderricht ge eenvoudig vriendschap met God. En deze vriendschap zal voor mannen en vrouwen even aantrekkelijk zijn, in de zin dat beiden daarin zullen vinden wat hun karakteristieke verlangens en idealen het echtst bevredigt. Zegt mijn kinderen dat ik niet alleen voorzichtig ben met hun gevoelens en geduldig met hun zwakheden, maar ook dat ik geen mededogen ken met zonde, en ongerechtigheid niet kan verdragen. Ik ben inderdaad zachtmoedig en nederig tegenover mijn Vader, maar ik ben evenzeer meedogenloos en onverbiddelijk waar opzettelijk kwaad wordt gedaan en zondige rebellie heerst tegen de wil van mijn Vader in de hemel.

159:3.10

Ge zult uw leraar niet afschilderen als een man van smarten. Toekomende generaties zullen ook onze stralende vreugde kennen, de opgewektheid van onze goede wil, en de inspiratie van ons goede humeur. Wij verkondigen een boodschap van goed nieuws, die aanstekelijk is in zijn transformerende kracht. Onze religie klopt van nieuw leven en nieuwe betekenis. Zij die dit onderricht aanvaarden, worden van vreugde vervuld en hun hart moet zich wel steeds meer verheugen. Toenemend geluk is altijd de ervaring van allen die zeker zijn over God.

159:3.11

Leert alle gelovigen dat ze niet moeten leunen op de onzekere stut van valse sympathie. Ge kunt geen sterk karakter ontwikkelen door toe te geven aan zelfmedelijden; tracht eerlijk de bedrieglijke invloed te vermijden van loutere kameraadschap in de ellende. Laat uw sympathie uitgaan naar de dapperen en moedigen en heb niet al te veel medelijden met lafhartige zielen die de beproevingen in het leven maar halfslachtig willen aanpakken. Biedt geen vertroosting aan hen die bij de pakken neerzitten zonder strijd geleverd te hebben. Reageert niet meevoelend op uw medemens met alleen de bedoeling dat zij op hun beurt meevoelend op u zullen reageren.

159:3.12

Wanneer mijn kinderen zich eenmaal bewust worden van de zekerheid van de goddelijke tegenwoordigheid, zal dit geloof het bewustzijn verruimen, adel verlenen aan de ziel, de persoonlijkheid versterken, het geluk vermeerderen, de geest-waarneming verdiepen, en het vermogen om lief te hebben en bemind te worden vergroten.

159:3.13

Leert alle gelovigen dat zij die het koninkrijk binnengaan daardoor niet onkwetsbaar worden voor de ongelukken in de tijd of voor gewone natuurrampen. Geloof in het evangelie zal niet voorkomen dat men in moeilijkheden geraakt, maar het zal wel zorgen dat ge onbevreesd zult zijn wanneer ge door moeilijkheden wordt overvallen. Indien ge in mij durft te geloven en mij van ganser harte gaat volgen, slaat ge daardoor zekerlijk de weg in die vast en zeker tot problemen leidt. Ik beloof niet dat ik u zal verlossen van de wateren der tegenspoed, maar wel beloof ik dat ik met u door al die wateren zal gaan.

159:3.14

En nog veel meer leerde Jezus deze groep gelovigen, voordat zij zich gereedmaakten voor de nacht. Zij die deze woorden hoorden, bewaarden ze als schatten in hun hart en herhaalden ze dikwijls ter stichting van de apostelen en discipelen die niet aanwezig waren toen ze werden uitgesproken.


◄ 159:2
 
159:4 ►