◄ 138:2
Verhandeling 138
138:4 ►

De opleiding der boodschappers van het Koninkrijk

3. De roeping van Matteüs en Simon

138:3.1

De volgende dag gingen Jezus en de zes apostelen Matteüs, de tolgaarder, bezoeken. Matteüs verwachtte hen, hij had zijn boeken afgesloten en alles gereedgemaakt om de zaken van zijn kantoor over te dragen aan zijn broer. Toen zij bij het tolhuis kwamen, trad Andreas samen met Jezus naar voren; Jezus zag Matteüs aan en zei: ‘Volg mij.’ En hij stond op en ging met Jezus en de apostelen naar zijn huis.

138:3.2

Matteüs vertelde Jezus dat hij voor die avond een feestmaaltijd had aangericht, althans dat hij zo’n maaltijd voor zijn familie en vrienden wilde geven als Jezus dit goedvond en erin wilde toestemmen de eregast te zijn. Jezus knikte ten teken van instemming. Toen nam Petrus Matteüs terzijde en legde hem uit dat hij een zekere Simon had uitgenodigd zich bij de apostelen aan te sluiten en hij kreeg toestemming om Simon ook voor dit feest uit te nodigen.

138:3.3

Toen zij bij Matteüs thuis de middagmaaltijd hadden gebruikt, gingen ze allen met Petrus mee om Simon de Zeloot te bezoeken, die zij aantroffen in zijn oude kantoor, dat nu geleid werd door zijn neef. Toen Petrus Jezus bij Simon had gebracht, groette de Meester de vurige patriot en zei alleen: ‘Volg mij.’

138:3.4

Ze keerden allen terug naar het huis van Matteüs, waar ze uitvoerig over politiek en religie spraken totdat het uur voor de avondmaaltijd aanbrak. De familie van Levi was lang in zaken geweest en had zich bezig gehouden met belastinginning; daarom zouden de Farizeeën veel van de gasten die door Matteüs voor de feestmaaltijd waren uitgenodigd, ‘tollenaars en zondaars’ hebben genoemd.

138:3.5

In die dagen was het gewoonte dat wanneer een dergelijke receptie-feestmaaltijd voor een vooraanstaande persoon werd aangericht, alle belangstellenden zich in de eetzaal ophielden om de gasten gade te slaan bij hun maaltijd en te luisteren naar de gesprekken en de toespraken van de eregasten. Bijgevolg waren de meeste Farizeeën van Kafarnaüm bij deze gelegenheid aanwezig, zodat zij konden gadeslaan hoe Jezus zich zou gedragen tijdens deze ongewone gezelligheidsbijeenkomst.

138:3.6

Naarmate de maaltijd vorderde, steeg de vreugde van de disgenoten tot grote hoogten van vrolijkheid, en iedereen had het zo geweldig naar zijn zin, dat de toekijkende Farizeeën in hun hart Jezus begonnen te kritiseren omdat hij aan dergelijk luchthartig en zorgeloos gedoe deelnam. Later in de avond, toen er toespraken werden gehouden, ging een van de meer boosaardige Farizeeën zelfs zover, dat hij tegen Petrus aanmerkingen maakte op het gedrag van Jezus, met de woorden: ‘Hoe durft ge te leren dat deze man rechtschapen is als hij met tollenaren en zondaren eet en zich ertoe leent aanwezig te zijn bij zulke tonelen van zorgeloos plezier?’ Petrus bracht deze kritiek fluisterend over aan Jezus, voordat deze de afscheidszegen uitsprak over degenen die daar bijeen waren. Toen Jezus begon te spreken, zei hij: ‘Nu wij hier vanavond bijeengekomen zijn om Matteüs en Simon welkom te heten in ons gezelschap, verheugt het mij te zien dat ge opgewekt zijt en zo’n goede stemming hebt onder elkaar, maar eigenlijk zoudt ge u nog meer moeten verheugen omdat velen van u ingang zullen vinden tot het komende koninkrijk van de geest, waarin ge nog overvloediger zult genieten van de goede dingen van het koninkrijk des hemels. En tot u die hier in het rond staat en in uw hart kritiek op mij hebt, omdat ik hier gekomen ben om vrolijk te zijn met deze vrienden, zou ik willen zeggen dat ik gekomen ben om vreugde te verkondigen aan hen die sociale verschoppelingen zijn, en geestelijke vrijheid aan hen die moreel onvrij zijn. Is het nodig u eraan te herinneren dat gezonde mensen geen dokter nodig hebben, maar degenen die ziek zijn? Ik ben niet gekomen om de rechtvaardigen te roepen, maar zondaren.’

138:3.7

Dit nu was werkelijk een vreemde aanblik in het gehele Joodse land: een mens met een rechtvaardig karakter en nobele gevoelens, die zich vrijelijk en vol vreugde onder het gewone volk begaf, ja zelfs onder een groep ongodsdienstige, pretmakende tollenaren en vermeende zondaren. Simon Zelotes wilde graag een toespraak houden tijdens deze bijeenkomst ten huize van Matteüs, maar Andreas, die wist dat Jezus niet wilde dat het komende koninkrijk verward zou worden met de beweging van de Zeloten, overreedde hem af te zien van alle uitspraken in het openbaar.

138:3.8

Jezus en de apostelen bleven die nacht in het huis van Matteüs en toen de mensen naar huis gingen, hadden ze slechts één onderwerp van gesprek: de goedheid en vriendelijkheid van Jezus.


◄ 138:2
 
138:4 ►