◄ 125:2
Verhandeling 125
125:4 ►

Jezus in Jeruzalem

3. Het vertrek van Jozef en Maria

125:3.1

Er was afgesproken dat het gezelschap feestgangers uit Nazaret halverwege de ochtend op de eerste dag van de week na afloop van het Paasfeest bij elkaar zou komen in de buurt van de tempel. Aldus gebeurde en de terugreis naar Nazaret werd aanvaard. Jezus was de tempel binnengegaan om naar de discussies te luisteren, terwijl zijn ouders wachtten tot hun medereizigers zich verzameld zouden hebben. Korte tijd later maakte het gezelschap zich gereed om te vertrekken; de mannen liepen met elkaar in één groep en de vrouwen vormden een eigen groep, zoals hun gewoonte was op de heen- en terugreis naar de feestdagen in Jeruzalem. Jezus was naar Jeruzalem gekomen in het gezelschap van zijn moeder en de vrouwen. Nu hij een jongeman was geworden die de wijding had ontvangen, werd er van hem verwacht dat hij de terugreis naar Nazaret in het gezelschap van zijn vader en de mannen zou maken. Maar terwijl het gezelschap uit Nazaret op weg was naar Betanië, was Jezus geheel verdiept in een discussie over engelen die in de tempel plaatsvond, en vergat hij helemaal dat het uur waarop zijn ouders zouden vertrekken reeds verstreken was. Hij realiseerde zich pas dat hij was achtergelaten toen de bijeenkomsten in de tempel onderbroken werden voor de middagpauze.

125:3.2

De reizigers naar Nazaret misten Jezus niet, omdat Maria veronderstelde dat hij met de mannen reisde, terwijl Jozef dacht dat hij met de vrouwen meeging, omdat hij ook met de vrouwen naar Jeruzalem gekomen was en daarbij de ezel van Maria had geleid. Zij ontdekten zijn afwezigheid pas toen zij Jericho bereikten en zich gereedmaakten om daar te overnachten. Toen ze navraag hadden gedaan bij de laatsten van de groep die Jericho bereikten, en hadden gehoord dat geen van hen hun zoon had gezien, hadden ze een slapeloze nacht, steeds maar denkend aan wat er met hem gebeurd kon zijn, waarbij zij zich ook veel van zijn ongewone reacties op de gebeurtenissen van de Paasweek voor de geest haalden en elkaar enigszins verweten er niet voor gezorgd te hebben dat hij bij hun groep was, voordat zij uit Jeruzalem weggingen.


◄ 125:2
 
125:4 ►