◄ 116:3
Verhandeling 116
116:5 ►

De Almachtig Allerhoogste

4. De Almachtige en de Allerhoogste Scheppers

116:4.1

De eenheid van het Allerhoogste Geheel is afhankelijk van de progressieve vereniging van de eindige delen; de actualisatie van de Allerhoogste is de uitkomst van deze vormen van vereniging der factoren van het allerhoogste bewind—de scheppers, schepselen, denkende wezens en energieën der universa—en brengt deze tevens voort.

116:4.2

Gedurende de tijdperken waarin de soevereiniteit van het bewind van de Allerhoogste haar ontwikkeling in de tijd ondergaat, is de almachtige kracht van de Allerhoogste afhankelijk van de goddelijkheidshandelingen van God de Zevenvoudige, terwijl er een bijzonder nauwe betrekking lijkt te bestaan tussen de Allerhoogste en de Vereend Handelende Geest, en diens primaire persoonlijkheden, de Zeven Meester-Geesten. De Oneindige Geest functioneert als de Vereend Handelende Geest op vele wijzen die de onvolledigheid van de evolutionaire Godheid compenseren, en onderhoudt zeer nauwe betrekkingen met de Allerhoogste. Zulk een nauwe betrekking bestaat ook tot op zekere hoogte met alle Meester-Geesten, maar speciaal met Meester-Geest Nummer Zeven, die voor de Allerhoogste spreekt. Deze Meester-Geest kent—staat in persoonlijk contact met—de Allerhoogste.

116:4.3

Toen het plan voor de schepping der superuniversa werd ontworpen, verenigden de Meester-Geesten zich reeds in een vroeg stadium met de Triniteit die hen had voortgebracht, teneinde gezamenlijk de negenenveertig Reflectieve Geesten te scheppen, en samenvallend hiermede functioneerde de Allerhoogste creatief als de culminator van de vereende daden van de Paradijs-Triniteit en van de scheppende kinderen van de Paradijs-Godheid. Daar verscheen Majeston, die sindsdien immer de kosmische tegenwoordigheid van het Allerhoogst Bewustzijn heeft gefocaliseerd, terwijl de Meester-Geesten bronnen-centra blijven van het wijdverbreide dienstbetoon van het kosmische bewustzijn.

116:4.4

Maar de Meester-Geesten blijven toezicht houden op de Reflectieve Geesten. Bij de algemene supervisie op Orvonton die de Zevende Meester-Geest vanuit het centrale universum uitoefent, staat hij in persoonlijk contact met (en heeft hij de albeheersing over) de zeven Reflectieve Geesten die op Uversa zijn geplaatst. Bij zijn controle- en bestuurshandelingen binnen het superuniversum en tussen de superuniversa onderling, staat hij in reflectief contact met de Reflectieve Geesten van zijn eigen type, die op de hoofdwereld van ieder superuniversum zijn gevestigd.

116:4.5

Deze Meester-Geesten zijn niet alleen de handhavers en uitbreiders der soevereiniteit van de Allerhoogste, maar zij worden op hun beurt ook beïnvloed door de creatieve doeleinden van de Allerhoogste. Gewoonlijk zijn de collectieve scheppingen van de Meester-Geesten van bijna-materiële orde (krachtdirigenten, etc.), terwijl hun individuele scheppingen van geestelijke orde zijn (supernafijnen, etc.). Maar wij moeten vermelden dat toen de Meester-Geesten collectief de Zeven Geesten van de Circuits voortbrachten ingevolge de wil en het voornemen van de Allerhoogste, de nakomelingschap van deze scheppingsdaad geestelijk was, niet materieel of bijna-materieel.

116:4.6

Zoals het is gesteld met de Meester-Geesten van de superuniversa, zo is het ook met de drie- ënige regeerders over deze super-scheppingen—de Ouden der Dagen. Deze personificaties van het recht en de gerechtigheid van de Triniteit in tijd en ruimte zijn de steunpunten in dit gebied van de zich mobiliserende almachtige macht van de Allerhoogste, want zij dienen als zevenvoudig focus van de evolutie der triniteitssoevereiniteit in de gebieden van tijd en ruimte. Vanuit hun gunstige positie halverwege het Paradijs en de evoluerende werelden, zien deze uit de Triniteit ontsprongen soevereinen naar beide richtingen, kennen zij beide en coördineren zij deze.

116:4.7

Maar de plaatselijke universa zijn de werkelijke laboratoria waar de bewustzijnsexperimenten, galactische avonturen, ontvouwingen van goddelijkheid en de voortgang van persoonlijkheden worden uitgewerkt, en wanneer deze kosmisch worden getotaliseerd, vormen zij de actuele grondslag waarop de Allerhoogste doende is godheidsevolutie te volbrengen in en door ervaring.

116:4.8

In de plaatselijke universa evolueren zelfs de Scheppers: de tegenwoordigheid van de Vereend Handelende Geest evolueert van een levend krachtfocus tot de status van de goddelijke persoonlijkheid van een Moeder-Geest van een Universum; de Schepper-Zoon evolueert van de natuur van existentiële Paradijs-goddelijkheid tot de experiëntiële natuur van Allerhoogste soevereiniteit. De plaatselijke universa vormen de beginpunten der ware evolutie, de kweekplaatsen van bonafide, onvolmaakte persoonlijkheden, begiftigd met de vrije wilskeuze om medescheppers te worden van zichzelf zoals zij zijn zullen.

116:4.9

De Magistraat-Zonen verwerven in hun zelfschenkingen op de evolutionaire werelden tenslotte de natuur die de uitdrukking is van Paradijs-goddelijkheid in experiëntiële vereniging met de hoogste geestelijke waarden van de materiële menselijke natuur. En door dezelfde en andere zelfschenkingen verwerven de Michael-Scheppers eveneens de natuur en het kosmische gezichtspunt van hun actuele kinderen in het plaatselijk universum. Zulke Meester-Schepper-Zonen benaderen de voltooiing van de sub-allerhoogste ervaring; en wanneer hun soevereiniteit in het plaatselijk universum ook nog de met hen verbonden Creatieve Geest omvat, kan men zeggen dat zij de grenzen van het allerhoogst bewind binnen het huidige potentieel van het evolutionaire groot universum nabij komen.

116:4.10

Wanneer de zelfschenking-Zonen nieuwe wegen openbaren waarlangs de mens God kan vinden, worden deze paden naar de niveaus van goddelijkheid niet door hen geschapen; de zelfschenking-Zonen verlichten veeleer de eeuwige heerwegen van voortgang die door de tegenwoordigheid van de Allerhoogste heen naar de persoon van de Paradijs-Vader leiden.

116:4.11

Het plaatselijk universum is het beginpunt voor die persoonlijkheden die het verst van God zijn verwijderd en die daarom de hoogste graad van geestelijke opklimming in het universum kunnen ervaren en het maximum aan experiëntiële deelname in de medeschepping van zichzelf kunnen bereiken. Deze zelfde plaatselijke universa verschaffen eveneens de grootst mogelijke diepte aan ervaring voor de afdalende persoonlijkheden, die hierdoor iets bereiken wat voor hen even betekenisvol is als de opklimming naar het Paradijs voor een evoluerend schepsel.

116:4.12

De sterfelijke mens blijkt noodzakelijk te zijn voor het volledig functioneren van God de Zevenvoudige, zoals deze groepering van goddelijkheid culmineert in de zich actualiserende Allerhoogste. Er bestaan vele andere orden universum-persoonlijkheden die even noodzakelijk zijn voor de evolutie van de almachtige kracht van de Allerhoogste, maar wij geven deze beschrijving voor de geestelijke stichting van mensen, en beperken ons daarom grotendeels tot de factoren die operatief zijn in de evolutie van God de Zevenvoudige en met stervelingen hebben te maken.


◄ 116:3
 
116:5 ►