Hoewel het een vergissing kan zijn om te spreken van ‘uitverkoren mensen,’ is het niet fout om Abraham aan te duiden als een gekozen individu. Melchizedek legde Abraham inderdaad de verantwoordelijkheid op om de waarheid levend te houden van één God, tegenover het heersende geloof in meerdere godheden.
De keuze van Palestina als de plaats waar Machiventa actief zou zijn, was ten dele gebaseerd op het verlangen om contact tot stand te brengen met een menselijke familie met leiderscapaciteiten. Ten tijde van de incarnatie van Melchizedek waren er vele families op aarde die evenzeer bereid waren om de leer van Salem te ontvangen als die van Abraham. Er waren families met dezelfde gaven onder de rode mensen, de gele mensen en de afstammelingen van de Andieten in het westen en het noorden. Maar nogmaals, geen van deze gewesten was zo gunstig gelegen voor Michaels latere verschijning op aarde als de oostelijke kust van de Middellandse Zee. De zending van Melchizedek in Palestina en de daaropvolgende verschijning van Michael onder het Hebreeuwse volk werden in niet geringe mate bepaald door de geografie, door het feit dat Palestina centraal was gelegen met betrekking tot de bestaande handel, het verkeer en de civilisatie van de wereld.
De Melchizedek-curatoren hadden de voorouders van Abraham enige tijd geobserveerd, en zij hadden het vertrouwen dat er in een bepaalde generatie nageslacht geboren zou worden dat zich zou kenmerken door intelligentie, initiatief, schranderheid en oprechtheid. De kinderen van Terach, de vader van Abraham, beantwoordden in alle opzichten aan deze verwachtingen. De mogelijkheid nu om in contact te treden met deze veelzijdige kinderen van Terach droeg er in aanzienlijke mate toe bij dat Machiventa in Salem verscheen, en niet in Egypte, China, India of bij de noordelijke stammen.
Terach en zijn hele familie waren weifelende bekeerlingen van de godsdienst van Salem die in Chaldea gepredikt was; zij hoorden over Melchizedek door de prediking van Ovid, een Fenicische leraar die de leer van Salem verkondigde in Ur. Zij gingen uit Ur weg met de bedoeling om rechtstreeks door te gaan naar Salem, maar Nahor, de broer van Abraham, voelde er niet veel voor omdat hij Melchizedek niet gezien had, en overreedde hen om in Haran te blijven. En pas lang nadat zij in Palestina waren aangekomen waren zij bereid om alle huisgoden te vernietigen die ze hadden meegebracht; ze gaven de vele goden van Mesopotamië maar langzaam op voor de ene God van Salem.
Enige weken na de dood van Abrahams vader Terach, stuurde Melchizedek een van zijn leerlingen, Jaram de Hittiet, met de volgende uitnodiging aan Abraham en Nahor beiden: ‘Komt naar Salem, waar ge onze onderrichtingen zult horen aangaande de waarheid van de eeuwige Schepper, en in het verlichte nageslacht van u, tweeën, broeders, zal de gehele wereld gezegend worden.’ Nu had Nahor het evangelie van Melchizedek niet geheel en al aangenomen. Hij bleef achter en bouwde een sterke stadstaat die zijn naam droeg, maar Lot, de neef van Abraham, besloot om met zijn oom naar Salem te gaan.
Bij hun aankomst in Salem kozen Abraham en Lot een heuvelachtige versterking in de nabijheid van de stad, waar zij zich konden verdedigen tegen de vele verrassingsaanvallen van overvallers uit het noorden. In deze tijd overvielen de Hittieten, de Assyriërs, de Filistijnen en andere groepen voortdurend de stammen in centraal en zuidelijk Palestina. Vanuit hun vesting in de heuvels maakten Abraham en Lot dikwijls pelgrimages naar Salem.
Niet lang nadat zij zich in de buurt van Salem gevestigd hadden, reisden Abraham en Lot naar de Nijlvallei om voedselvoorraden op te slaan, aangezien er in die tijd in Palestina droogte heerste. Gedurende zijn korte verblijf in Egypte trof Abraham een verre bloedverwant aan op de Egyptische troon, en voor deze koning leidde hij twee zeer geslaagde militaire expedities. Gedurende het laatste deel van dit verblijf aan de Nijl woonden hij en zijn vrouw Sara aan het hof, en bij zijn vertrek uit Egypte kreeg hij een deel van de buit van zijn militaire campagnes ten geschenke.
Er werd van Abraham grote vastbeslotenheid gevraagd om af te zien van de eerbewijzen van het Egyptische hof en terug te keren naar het meer geestelijke werk dat door Machiventa werd gepropageerd. Maar Melchizedek werd zelfs in Eypte vereerd, en toen de Faraoh het gehele relaas te horen kreeg, drong hij er bij Abraham sterk op aan terug te keren en zijn geloften aan de zaak van Salem na te komen.
Abraham had ambities om koning te worden en op de terugweg uit Egypte legde hij Lot zijn plan voor om heel Kanaän te onderwerpen en de bewoners onder het bewind van Salem te brengen. Lot was meer uit op zakendoen, en dus trok hij later, na een onenigheid, naar Sodom om zich gaan te bezighouden met handel en veeteelt. Lot hield noch van het militaire, noch van het herdersleven.
Toen hij met zijn familie was teruggereisd naar Salem, begon Abraham zijn militaire projecten te verwezenlijken. Al spoedig werd hij erkend als burgerlijk heerser over het grondgebied rond Salem en had hij zeven naburige stammen onder zijn leiding verenigd. Sterker nog, hij ontbrandde in ijver om uit te trekken en de naburige stammen met het zwaard bijeen te drijven, zodat ze sneller tot kennis van de waarheden van Salem konden worden gebracht, en hij kon slechts met de grootste moeite door Melchizedek in toom worden gehouden.
Melchizedek onderhield vreedzame betrekkingen met alle omringende stammen; hij was niet militaristisch en geen van de legers die heen en weer trokken viel hem ooit aan. Hij stemde er geheel mee in dat Abraham een verdedigingspolitiek voor Salem opstelde die later ook werd uitgevoerd, maar wilde niet zijn goedkeuring hechten aan de ambitieuze veroveringsplannen van zijn pupil. Dus werd hun verhouding op vriendschappelijke wijze verbroken, waarna Abraham naar Hebron trok om daar zijn militaire hoofdkwartier te vestigen.
Vanwege zijn nauwe verbintenis met de vermaarde Melchizedek was Abraham zeer in het voordeel ten opzichte van de kleine koningen die hem omringden; zij vereerden Melchizedek allen en vreesden Abraham uitermate. Abraham wist van deze vrees en wachtte alleen een gunstige gelegenheid af om zijn buren aan te vallen; hij vond dit excuus toen enkelen van deze heersers een overval durfden te doen op het eigendom van zijn neef Lot die in Sodom woonde. Toen hij hiervan hoorde, trok Abraham aan het hoofd van zijn zeven verenigde stammen op tegen de vijand. Zijn eigen lijfwacht van 318 man leverde de officieren van het leger van meer dan 4.000 man, dat op dit moment tot de aanval overging.
Toen Melchizedek hoorde van Abrahams oorlogsverklaring, trok hij uit om hem tot ande- re gedachten te brengen, maar hij trof zijn vroegere leerling pas toen deze als overwinnaar uit de slag terugkeerde. Abraham hield vol dat de God van Salem hem de overwinning over zijn vijanden had geschonken en stond er op een tiende van zijn buit aan de schatkist van Salem te geven. De andere negentig procent bracht hij over naar zijn hoofdkwartier in Hebron.
Na deze slag bij Siddim werd Abraham de leider van een tweede verbond van elf stammen en betaalde niet alleen zelf tienden aan Melchizedek, maar zag er ook op toe dat alle anderen in die omgeving hetzelfde deden. Ten gevolge van zijn diplomatieke onderhandelingen met de koning van Sodom en van de vrees die hij zo algemeen inboezemde, sloten de koning van Sodom en anderen zich ook bij de militaire confederatie van Hebron aan. Abraham was werkelijk al een eind op weg om een machtige staat in Palestina te vestigen.