De primitieve mens voelde de behoefte aan verzekering en daarom betaalde hij gewillig zijn zwaar drukkende premies van angst, bijgeloof, ontzetting en geschenken aan priesters, voor zijn magische verzekeringspolis tegen ongeluk. De primitieve religie was eenvoudigweg de betaling van verzekeringspremies tegen de gevaren van de wouden; de beschaafde mens betaalt materiële premies voor zijn verzekeringen tegen industriële ongevallen en tegen noodsituaties die de moderne levenswijzen met zich meebrengen.
De moderne samenleving haalt nu de kwestie van verzekering uit de sfeer van priesters en godsdienst, en plaatst haar in het domein van de economie. De religie houdt zich steeds meer bezig met de verzekering van het leven na het graf. Moderne mensen, althans degenen die nadenken, betalen geen verspillende premies meer om het geluk in de hand te houden. De religie verheft zich langzaam naar hogere filosofische niveaus, in tegenstelling tot haar eerdere functie als een verzekeringsplan tegen ongeluk.
Deze oude ideeën van de religie voorkwamen echter dat de mensen fatalistisch en hopeloos pessimistisch werden; de mensen geloofden dat ze althans iets konden doen om invloed uit te oefenen op hun lot. De godsdienst van de vrees voor schimmen doordrong de mensen ervan dat zij hun gedrag moesten regelen, dat er een bovenmateriële wereld was die toezicht had op de bestemming der mensheid.
De moderne geciviliseerde volken laten pas kort de vrees voor schimmen achter zich als verklaring van het toeval en van de alledaagse ongelijkheden van het bestaan. De mensheid maakt zich vrij van de slavernij van de schim-geest-verklaring van ongeluk. Terwijl mensen evenwel de dwaalleer opgeven van een geest-oorzaak van de wisselvalligheden des levens, vertonen zij een verrassende bereidheid om een bijna even onjuist onderricht aan te aannemen, dat hen vraagt om alle menselijke ongelijkheden toe te schrijven aan verkeerde politieke aanpassingsprocessen, sociale onrechtvaardigheid en industriële competitie. Maar nieuwe wetgeving, toenemende filantropie en meer industriële reorganisatie, hoe goed zij in en op zichzelf ook mogen zijn, zullen de feiten van ’s mensen geboorte en de toevalligheden in het leven niet kunnen verhelpen. Alleen begrip van de feiten en het verstandig manipuleren ervan binnen de wetten van de natuur, zullen de mens in staat stellen te krijgen wat hij wil en te vermijden wat hij niet wil. Wetenschappelijke kennis die tot wetenschappelijk handelen leidt, is het enige tegengif voor zogenoemde toevallige tegenslagen.
De industrie, oorlog, slavernij en burgerlijk bestuur zijn ontstaan in antwoord op de sociale evolutie van de mens in zijn natuurlijke milieu; de godsdienst ontstond op gelijke wijze als zijn respons op het illusoire milieu van de denkbeeldige geestenwereld. De godsdienst was een evolutionaire ontwikkeling van de drang tot zelfbehoud en heeft goed gewerkt, niettegenstaande het feit dat zij oorspronkelijk van onjuiste denkbeelden uitging en volkomen onlogisch was.
Door de machtige en ontzagwekkende kracht van valse vrees heeft de primitieve religie de bodem van het menselijk verstand gereedgemaakt voor de schenking van een betrouwbare geestelijke kracht van bovennatuurlijke oorsprong, de Gedachtenrichter. En de goddelijke Richters hebben zich sindsdien immer ingespannen om de vrees voor God om te vormen tot liefde voor God. De evolutie moge dan langzaam gaan, doch zij is feilloos doeltreffend.
[Aangeboden door een Schitterende Avondster van Nebadon.]
Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.