◄ 84:0
Verhandeling 84
84:2 ►

Huwelijk en gezinsleven

1. Primitieve verenigingen in paren

84:1.1

Seksuele betrekkingen zijn niet de basis van het huwelijk geweest, maar waren bijkomstig. De primitieve man had het huwelijk niet nodig, hij leefde zijn seksuele lusten vrijelijk uit zonder zich te belasten met de verantwoordelijkheden voor vrouw, kinderen en en een huis.

84:1.2

De vrouw is door haar fysieke en emotionele gehechtheid aan haar nakomelingen afhankelijk van de samenwerking met de man, en dit drijft haar naar de beschuttende bescherming van het huwelijk. Maar het was geen directe biologische drang die de man het huwelijk binnenleidde—laat staan dat het hem daar vasthield. Het was niet de liefde die het huwelijk voor de man aanlokkelijk maakte, maar de honger naar voedsel waardoor de primitieve man in eerste instantie werd aangetrokken door de vrouw en door het primitieve onderdak dat zij met haar kinderen deelde.

84:1.3

Het huwelijk kwam zelfs niet tot stand door het bewuste besef van de verplichtingen die voortvloeien uit seksuele betrekkingen. De primitieve mens zag geen verband tussen seksuele bevrediging en de geboorte van een kind daarna. Eens werd algemeen geloofd dat een maagd zwanger kon worden. De primitieve mens vatte al vroeg het idee op dat kinderen in het geestenrijk werden gemaakt; men geloofde dat zwangerschap het gevolg was van het binnendringen van een geest bij een vrouw, dat het een zich ontwikkelende geest was. Ook werd geloofd dat voedsel en het boze oog zwangerschap bij een maagd of een ongetrouwde vrouw konden veroorzaken, terwijl men later geloofde dat het begin van het leven verbonden was met de adem en het zonlicht.

84:1.4

Vele vroege volken legden verband tussen de geesten en de zee; vandaar dat maagden in hun baadgewoonten sterk werden beperkt; jonge vrouwen waren veel banger om bij vloed in zee te baden dan om seksuele omgang te hebben. Misvormde of te vroeg geboren zuigelingen werden beschouwd als jongen van dieren die toegang hadden gevonden tot het lichaam van een jonge vrouw ten gevolge van achteloos baden of door boosaardige activiteiten van geesten. De primitieve mens zag er natuurlijk geen enkel probleem in om zulk nageslacht bij de geboorte te wurgen.

84:1.5

De eerste stap tot opheldering van deze misvattingen werd gezet toen men begon te geloven dat seksuele relaties de weg openden voor de impregnerende geest om bij de vrouw binnen te kunnen gaan. De mens heeft sindsdien ontdekt dat de vader en de moeder gelijkelijk bijdragen aan de levende erffactoren die nieuw leven verwekken. Maar zelfs in de twintigste eeuw trachten vele ouders nog steeds hun kinderen min of meer onwetend te laten omtrent het ontstaan van menselijk leven.

84:1.6

Het feit dat de voortplantingsfunctie de moeder-kind-verhouding met zich meebrengt, garandeerde dat er een eenvoudig soort gezin bestond. Moederliefde is instinctmatig, en niet, zoals het huwelijk, uit de zeden voortgekomen. Alle moederliefde van zoogdieren is de inherente gave der assistent-bewustzijnsgeesten van het plaatselijk universum en is qua kracht en toewijding steeds recht evenredig aan de duur van de hulpeloze kindsheid van de soort.

84:1.7

De betrekking tussen moeder en kind is natuurlijk, krachtig en instinctief en dwong daarom de primitieve vrouwen zich aan vele zonderlinge omstandigheden te onderwerpen en onnoemelijke ontberingen te ondergaan. Deze dwingende moederliefde is de belemmerende emotie die de vrouw steeds in zo’n geweldig ongunstige positie heeft geplaatst bij al haar worstelingen met de man. Nochtans is het moederinstinct van de menselijke soort niet onweerstaanbaar; het kan door ambitie, zelfzucht en religieuze overtuiging worden geblokkeerd.

84:1.8

Hoewel noch het huwelijk, noch het gezin bestaat uit de band tussen moeder en kind, was deze wel de kern waaruit beide ontsproten. De grote vooruitgang in de evolutie der paarvorming kwam tot stand toen deze tijdelijke partnerschappen lang genoeg duurden om het eruit voortkomende nageslacht groot te brengen, want dit was gezinsvorming.

84:1.9

Ongeacht de onderlinge onenigheid in deze eerste paren en ondanks het losse karakter van de band die hen verbond, werden de kansen op overleving sterk verbeterd door dit partnerschap van man en vrouw. Zelfs afgezien van het gezin en het nageslacht, functioneren een samenwerkende man en vrouw in de meeste opzichten enorm veel beter dan twee mannen of twee vrouwen. Deze paarvorming van de seksen verhoogde de overlevingskans en was het allereerste begin van de menselijke samenleving. De arbeidsverdeling tussen de seksen bevorderde ook het gemak en zorgde voor meer geluk.


◄ 84:0
 
84:2 ►