◄ 82:0
Verhandeling 82
82:2 ►

De evolutie van het huwelijk

1. Het paringsinstinct

82:1.1

Ondanks de kloof tussen de persoonlijkheidsstructuren van mannen en vrouwen, is de geslachtsdrift voldoende sterk om hun samenkomen ten behoeve van de voortplanting van de soort te garanderen. Dit instinct werkte reeds doeltreffend, lang voordat de mensen iets ervoeren van wat later liefde, toewijding en huwelijkstrouw werd genoemd. De voortplanting is een aangeboren neiging en het huwelijk is daarvan de evolutionaire, sociale weerslag.

82:1.2

Seksuele belangstelling en verlangen waren bij de primitieve volken geen dominerende passies; voor hen waren deze eenvoudig vanzelfsprekend. De gehele reproductieve ervaring was vrij van fantasierijke verfraaiing. De alles overheersende seksuele passie van de meer geciviliseerde volken is hoofdzakelijk te danken aan de vermenging der rassen, vooral waar de evolutionaire natuur gestimuleerd werd door de associatieve verbeeldingskracht en de waardering voor schoonheid van de Nodieten en Adamieten. Doch deze Anditische erfenis werd door de evolutionaire rassen in zulke beperkte hoeveelheden geabsorbeerd, dat zij te weinig zelfbeheersing verschafte voor de dierlijke hartstochten die waren aangewakkerd en geprikkeld door deze begiftiging met een scherper seksueel besef en sterkere paringsdrift. Van de evolutionaire rassen had de rode mens de hoogste seksuele normen.

82:1.3

Het reguleren van de seksualiteit met betrekking tot het huwelijk geeft aan:

82:1.4

1. De relatieve vooruitgang der beschaving. De beschaving heeft in toenemende mate geëist dat de bevrediging van seksuele verlangens op nuttige wijze wordt gerealiseerd, en in overeenstemming met de zeden.

82:1.5

2. De hoeveelheid Anditisch bloed in een volk. Bij alle groepen met Anditisch bloed is de seksualiteit het uitdrukkingsmiddel geworden van zowel het hoogste als het laagste in de lichamelijke en de emotionele natuur van de mens.

82:1.6

De Sangik-rassen kenden de normale dierlijke passie, maar zij toonden weinig verbeeldingskracht of appreciatie voor de schoonheid en fysieke aantrekkingskracht van het andere geslacht. Wat seksuele aantrekkingskracht wordt genoemd komt zelfs bij hedendaagse primitieve volken praktisch niet voor; deze ongemengde volken kennen een duidelijk paringsinstinct, maar onvoldoende seksuele aantrekkingskracht om ernstige problemen te creëren die om sociale controle vragen.

82:1.7

Het paringsinstinct is een van de dominante fysieke drijvende krachten van menselijke we- zens; het is de enige emotie die, onder het mom van bevrediging van het individu, de zelfzuchtige mens er doeltreffend toe verleidt het welzijn en de bestendiging van de soort ver boven het gemak van het individu en de persoonlijke vrijheid van verantwoordelijkheid te stellen.

82:1.8

Als instelling geeft het huwelijk, van zijn vroegste ontstaan tot aan de huidige tijd, de sociale evolutie weer van de biologische neiging tot zelfbestendiging. De bestendiging van de evoluerende menselijke soort wordt verzekerd door de aanwezigheid van deze paringsimpuls van de soort, een drang die losweg seksuele aantrekkingskracht wordt genoemd. Deze sterke biologische drang wordt de centrale impuls voor allerlei ermee verbonden instincten, emoties en gebruiken—fysiek, verstandelijk, moreel en sociaal.

82:1.9

Bij de primitieve mens was de voedselvoorziening de dwingende motivering, maar wanneer de civilisatie een overvloed aan voedsel zeker stelt, wordt de seksuele drang heel vaak een domi- nante impuls en heeft daarom steeds sociale regulering nodig. Bij dieren beteugelt de periodiciteit van de instincten de neiging tot paring, maar omdat de mens in zo hoge mate een wezen is dat zichzelf in toom houdt, is het seksuele verlangen niet geheel periodiek; daarom wordt het voor de samenleving inderdaad noodzakelijk om het individu zelfbeheersing op te leggen.

82:1.10

Wanneer zij niet wordt beteugeld en er teveel aan wordt toegegeven, kan geen enkele menselijke emotie of impuls zoveel kwaad en verdriet veroorzaken als deze krachtige seksuele drift. De intelligente onderwerping van deze impuls aan de regelingen van de samenleving is de vuurproef voor de realiteit van iedere civilisatie. Zelfbeheersing, meer en meer zelfbeheersing, is de eis die de voortschrijdende mensheid steeds dwingender stelt. Heimelijkheid, onoprechtheid en schijnheiligheid kunnen seksuele problemen versluieren, maar zij verschaffen geen oplossingen, noch brengen zij de ethiek vooruit.


◄ 82:0
 
82:2 ►