◄ 8:0
Verhandeling 8
8:2 ►

De Oneindige Geest

1. De God van handeling

8:1.1

In de eeuwigheid van het verleden wordt met de personalisering van de Oneindige Geest de goddelijke persoonlijkheidscyclus volmaakt en volledig. De God van Handeling is existent, en het enorme toneel van de ruimte is gereed voor het ontzagwekkende drama der schepping—het avontuur van het universum—het goddelijke panorama van de eeuwige tijdperken.

8:1.2

De eerste daad van de Oneindige Geest is het aanzien en herkennen van zijn goddelijke ouders, de Vader-Vader en de Moeder-Zoon. Hij, de Geest, identificeert hen beiden onvoorwaardelijk. Hij is geheel bekend met hun afzonderlijke persoonlijkheden en hun oneindige eigenschappen en ook hun gecombineerde natuur en verenigde functie. Vervolgens belooft de Derde Persoon der Godheid, met transcendente bereidheid en inspirerende spontaneïteit, eeuwige trouw aan God de Vader en erkent hij eeuwige afhankelijkheid van God de Zoon, ondanks zijn gelijkheid met de Eerste en Tweede Persoon.

8:1.3

Inherent aan de natuur van deze verrichting, en in onderlinge erkenning van de onafhankelijkheid van ieders persoonlijkheid en de executieve eenheid van hen gedrieën, komt de cyclus der eeuwigheid tot stand. De Paradijs-Triniteit bestaat. Het toneel van de universele ruimte staat gereed voor het gelede, nimmer-eindigende panorama van de creatieve ontvouwing van het voornemen van de Universele Vader, door de persoonlijkheid van de Eeuwige Zoon en door de uitvoering van de God van Handeling, de instantie die de realiteitsverrichtingen van het Vader-Zoon schepper-deelgenootschap ten uitvoer brengt.

8:1.4

De God van Handeling functioneert en de dode gewelven der ruimte zijn in beweging. Een miljard volmaakte hemellichamen komt in een flits tot aanzijn. Voorafgaand aan dit hypothetische eeuwigheidsmoment zijn de ruimte-energieën die inherent zijn aan het Paradijs, existent en potentieel werkzaam, maar hebben zij geen actualiteit van zijn; de fysische zwaartekracht kan immers ook niet anders gemeten worden dan door de reactie van materiële werkelijkheden op haar onophoudelijke aantrekkingskracht. Er is geen materieel universum op dit (aangenomen) moment dat eeuwig ver verwijderd is, maar op hetzelfde ogenblik dat er een miljard werelden materialiseert, blijkt er voldoende en adequate zwaartekracht te zijn om hen in de eeuwigdurende greep van het Paradijs te houden.

8:1.5

Nu flitst de tweede vorm van energie door de schepping der Goden, en deze uitstromende geest komt ogenblikkelijk in de greep van de geestelijke zwaartekracht van de Eeuwige Zoon. Aldus wordt het door een tweevoudige zwaartekracht omvatte universum, aangeraakt door de energie der oneindigheid en ondergedompeld in de geest van goddelijkheid. Op deze wijze wordt de bodem van het leven voorbereid voor de bewustheid van bewustzijn, dat manifest is gemaakt in de gecombineerde intelligentie-circuits van de Oneindige Geest.

8:1.6

Op deze zaden van potentieel bestaan, verstrooid door de hele centrale schepping der Goden, werkt de Vader in, en er verschijnt schepsel-persoonlijkheid. Dan vult de tegenwoordigheid van de Paradijs-Godheden de ganse georganiseerde ruimte en vangt zij aan alle dingen en alle wezens doeltreffend naar het Paradijs te trekken.

8:1.7

De Oneindige Geest vereeuwigt samenvallend met de geboorte van de Havona-werelden, aangezien dit centrale universum door hem, met hem en in hem is geschapen, in gehoorzaamheid aan de gecombineerde denkbeelden en verenigde wil van de Vader en de Zoon. Juist door deze handeling van mede-schepping wordt de Derde Persoon godheid, en aldus wordt hij voorgoed de Vereende Schepper.

8:1.8

Dit zijn de grootse, ontzagwekkende tijden van de creatieve uitbreiding van de Vader en de Zoon door, en in, het handelen van hun gezamenlijke deelgenoot en enige uitvoerder, de Derde Bron en Centrum. Er bestaan geen verslagen van deze bewogen tijden. Wij beschikken alleen over de spaarzame onthullingen van de Oneindige Geest ter staving van deze machtige verrichtingen, en hij bevestigt slechts het feit dat het centrale universum en alles wat daartoe behoort, gelijktijdig met zijn bereiken van persoonlijkheid en bewust bestaan is vereeuwigd.

8:1.9

Kortom, de Oneindige Geest getuigt dat, aangezien hij eeuwig is, het centrale universum eveneens eeuwig is. Dit nu is het traditionele het beginpunt van de geschiedschrijving van het universum van universa. Er is absoluut niets bekend van, en er bestaan geen verslagen over, enige gebeurtenis of handeling voorafgaande aan deze geweldige uitbarsting van scheppende energie en bestuurlijke wijsheid, die vaste vorm heeft verleend aan het ontzaglijke universum dat bestaat en op zulk een uitgelezen wijze functioneert, in het centrum van alle dingen. Voorbij deze gebeurtenis liggen de ondoorgrondelijke verrichtingen van de eeuwigheid en de diepten der oneindigheid—absoluut mysterie.

8:1.10

Wij beschrijven de opeenvolging der gebeurtenissen bij het ontstaan van de Derde Bron en Centrum dan ook als een interpretatieve daad van zelf-verlaging tot het niveau van het aan tijd gebonden en door de ruimte beperkte denken van sterfelijke schepselen. Het denken van de mens moet een uitgangspunt hebben om de geschiedenis van het universum te kunnen visualiseren, en mij is opgedragen u te voorzien van deze methode van veraanschouwlijking om het historische denkbeeld van de eeuwigheid te benaderen. Het materiële denken vraagt terwille van de logische samenhang om een Eerste Oorzaak; daarom postuleren wij dat de Universele Vader de Eerste Bron en het Absolute Centrum der ganse schepping is, maar wij onderrichten alle schepselen tegelijkertijd dat de Zoon en de Geest samen met de Vader eeuwig zijn in alle fasen van de geschiedenis van het universum en in alle gebieden van scheppende activiteit. En wij doen dit, zonder ook maar in enig opzicht de realiteit en eeuwigheid van het Paradijs-Eiland en van het Ongekwalificeerd Absolute, het Universeel Absolute en het Godheid-Absolute uit het oog te verliezen.

8:1.11

Het materiële bewustzijn van de kinderen in de tijd moet al ver genoeg reiken om zich de Vader in de eeuwigheid voor te stellen. Wij weten dat ieder kind het best een verband met de werkelijkheid kan aangaan, door zich eerst goed de verhoudingen in de kind-ouder-situatie eigen te maken, en daarna zijn voorstelling zo te verruimen, dat zij het gezin als geheel omvat. Vervolgens zal het groeiende bewustzijn van het kind in staat zijn zich aan te passen aan het idee van verhoudingen tussen families, verhoudingen in de gemeenschap, het ras en de wereld, en daarna aan de verhoudingen in het universum, het superuniversum, en zelfs in het universum van universa.


◄ 8:0
 
8:2 ►