India is het enige gebied waar alle rassen van Urantia vermengd raakten, waarbij de invasie der Andieten het laatste ras opleverden. In het hoogland ten noordwesten van India kwamen de Sangik-rassen tot aanzijn, en zonder uitzondering drongen in hun vroegste tijd leden van elk van deze rassen door tot in het subcontinent van India, waar zij de meest heterogene vermenging der rassen achterlieten die ooit op Urantia is voorgekomen. Het oude India diende als vergaarbekken voor de migrerende rassen. De basis van het schiereiland was vroeger iets smaller dan thans, want een groot gedeelte der delta’s van de Ganges en de Indus is in de laatste vijftigduizend jaar ontstaan.
De vroegste rassenvermengingen in India waren een combinatie van de migrerende rode en gele rassen met de oorspronkelijke Andonieten. Deze groep raakte later verzwakt doordat zij zowel het grootste deel der nu uitgestorven oostelijke groene volken, als grote aantallen van het oranje ras absorbeerde, werd licht verbeterd door een beperkte vermenging met de blauwe mens, doch leed uitermate veel schade toen zij grote aantallen van het indigo ras opnam. Maar de zogenaamde inboorlingen van India zijn nauwelijks representatief voor deze mensen uit de vroegste tijd; zij zijn veeleer de meest inferieure marginale groep uit het zuiden en oosten, die noch door de eerste Andieten, noch door de later verschenen Arische verwanten, ooit geheel werd geabsorbeerd.
Tegen 20.000 v. Chr. bevatte de bevolking van westelijk India reeds een vleug van het Adamische bloed, en in de geschiedenis van Urantia heeft geen enkel volk ooit zoveel verschillende rassen in zich verenigd. Het was evenwel betreurenswaardig dat de secundaire Sangik-takken overheersten en het was een ware calamiteit dat zowel de blauwe als de rode mensen grotendeels ontbraken in deze smeltkroes der rassen van zo lang geleden; meer primaire Sangik-takken zouden zeer veel hebben bijgedragen tot de verhoging van wat een zelfs nog grotere beschaving had kunnen worden. Nu echter was de rode mens bezig zichzelf te vernietigen in de Amerika’s, de blauwe mens om zich in Europa te vermaken en de eerste afstammelingen van Adam (en de meesten van hen daarna) toonden weinig verlangen zich te vermengen met de donkerder gekleurde volken in India, Afrika of waar dan ook.
Ongeveer 15.000 v.Chr. veroorzaakte een toenemende bevolkingsdruk overal in Turkestan en Iran de eerste werkelijk omvangrijke beweging van de Andieten naar India. Meer dan vijftien eeuwen lang stroomden deze superieure volken binnen via het hoogland van Baloetjistan, spreidden zich uit over de valleien van de Indus en de Ganges en trokken langzaam in zuidelijke richting naar de Dekan. Deze druk van de Andieten vanuit het noordwesten dreef vele inferieure mensen uit het zuiden en oosten naar Birma en het zuiden van China, maar niet in voldoende mate om de invallers te bewaren voor raciale uitroeiing.
Dat India er niet in slaagde de hegemonie over Eurazië te winnen, was hoofdzakelijk een kwestie van topografie; de druk der bevolking vanuit het noorden drong de meerderheid van de mensen aldoor samen in het zuiden, in het steeds kleiner wordende gebied van de Dekan dat aan alle zijden werd omringd door de zee. Indien er aangrenzende landstreken waren geweest om binnen te trekken, dan zouden de inferieure rassen naar alle richtingen zijn verdrongen en zouden de superieure rassen een hogere beschaving hebben kunnen bereiken.
Nu deden deze eerste Anditische veroveraars een wanhopige poging om hun identiteit te behouden en om de stroom die hen als ras zou verzwelgen, in te dammen door strenge beperkingen ten aanzien van gemengde huwelijken. Desondanks waren de Andieten rond 10.000 v. Chr. verdwenen, maar de gehele massa van de bevolking was door deze absorptie duidelijk verbeterd.
Vermenging van rassen is altijd gunstig omdat zij veelzijdigheid van cultuur bevordert en zorgt voor een vooruitstrevende civilisatie, maar als de elementen van de inferieure rassen overheersen, zullen deze resultaten niet lang blijven bestaan. Een cultuur met meerdere talen kan alleen in stand worden gehouden indien de superieure rassen zich met een veilige marge sterker voortplanten dan de inferieure. De ongebreidelde aanwas van inferieure rassen, met een afnemende voortplanting van de superieure elementen, betekent altijd zelfmoord voor een culturele civilisatie.
Indien de Anditische veroveraars in aantal driemaal zo sterk waren geweest, of als zij het minst wenselijke derde deel van de gemengde oranje-groene-indigo bewoners hadden verdreven of vernietigd, zou India een van de voornaamste centra van culturele civilisatie ter wereld zijn geworden, en zou ongetwijfeld meer hebben aangetrokken van de latere golven Mesopotamiërs, die Turkestan binnenstroomden en vandaar noordwaarts naar Europa gingen.