Duizenden jaren lang zwoegden de zonen van Adam langs de rivieren van Mesopotamië, in het zuiden werkend aan hun problemen met de irrigatie en de beheersing van overstromingen, in het noorden hun verdedigingswerken perfectionerend, en trachtend hun tradities over de heerlijkheid van het eerste Eden te bewaren.
De heldhaftigheid die de leiders van de tweede hof vertoonden, vormt een verbazingwekkend, inspirerend epos in de geschiedenis van Urantia. Deze prachtige mensen verloren nooit helemaal uit het oog wat het doel van de Adamische missie was geweest, en daarom boden zij moedig weerstand aan de invloeden van de omringende, inferieure stammen, terwijl zij bereidwillig hun meest uitgelezen zonen en dochters in een gestage stroom uitzonden als afgezanten naar de rassen der aarde. Soms ging deze uitbreiding ten koste van de eigen cultuur, maar deze superieure volken wisten zich altijd te herstellen.
De civilisatie, de samenleving en culturele status van de Adamieten, stonden ver boven het algemene peil van de evolutionaire rassen op Urantia. Alleen in de oude nederzettingen van Van en Amadon en van de nakomelingen van Adamszoon trof men een civilisatie aan die enigszins vergelijkbaar was met de hunne. De civilisatie van het tweede Eden was echter een kunstmatige structuur—zij was niet geëvolueerd—en daarom gedoemd terug te vallen tot zij een natuurlijk evolutionair niveau had bereikt.
Adam liet een grote intellectuele en geestelijke cultuur na welke echter niet geavanceerd was op het gebied van mechanische werktuigen, aangezien iedere civilisatie wordt beperkt door de beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen, aangeboren talent en voldoende vrije tijd om de vruchten der inventiviteit te garanderen. De civilisatie van het violette ras stoelde op de aanwezigheid van Adam en de tradities van het eerste Eden. Na Adams dood, toen deze tradities in de loop der millennia vervaagden, ging het culturele niveau van de Adamieten gestaag achteruit, tot er een staat van wederkerig evenwicht was bereikt met de status van de omringende volken en de natuurlijk evoluerende culturele capaciteiten van het violette ras.
Doch rond 19.000 v. Chr. vormden de Adamieten een werkelijke natie van viereneenhalf miljoen zielen, en waren er reeds miljoenen van hun nageslacht de omringende volken binnengestroomd.